Land en water tussen
Rotterdam en Gouda
J. Keuning, Meting en kartering van Schieland,
was ook al een gedegen bijdrage in de Zuid-
Hollandse Studiën 2 in 1952...
De kaart van Jan Jansz. Stampioen uit 1660
wordt betiteld als een "prachtig staaltje land-
meetkunst" en het boek benut dat laatste woord
meer. Onder een afbeelding van die kaart
wordt voorbeeldig de sinds het begin van de
zeventiende eeuw geldende ambtseed aan
gehaald: "lek zweer Lantmeter van Schielandt
te wesen ende een yegelicken nae myn uuyijter-
ste vermoeghen tzijne te geven, mits anders
gheen mate in Schielandt te meten dan met een
Schielantsche Roede, twaeljf voeten lanck,
nyemandt te beschaffen, maer alleen met myn
ordinaris loon te vreden te wesen, alsoo willich
te gaen meten eene mergen als veertich
mergens, ende voert al te doene dat een goet
getrouwe lantmeter schuldig is ende behoert te
doen. Soo waerlick moet my God helpen en zyn
heilige woordt."
Na de Franse tijd toen macht en gezag van de
hoogheemraadschappen toch al afbrokkelden,
kwam er nog een nationaal eigendomskadaster
ook dat eerder eigen landmeetkundig werk
reduceerde... Van voor een waterschap toch
meer voor de hand liggende hoogtemetingen is
pas in de twintigste eeuw sprake. Het boek
wijdt ook daar een passage aan: "Tot ongeveer
de jaren dertig van de twintigste eeuw was niet
het (Normaal) Amsterdams Peil het ijkpunt,
maar het Rottepeil (RP). Dat peil werd,
conform Schielands reglement, door middel
van een ijzeren bout aangegeven in de noord
zijde van het oostelijk hoofd van de brug over
de Rotte aan de Goudse Singel te Rotterdam.
Het Rottepeil, dat ook het maalpeil vormde van
de Rotte, deugde eigenlijk niet. Als gevolg van
het verzakken van de brug en daarmee ook de
onderkant van de ijzeren bout - het referentie
punt - was het Rottepeil niet gelijk aan 0,603 -
NAP, een vuistregel die men officieel
hanteerde, maar aan 0,69 - NAP, een verschil
dus van bijna 10 centimeter. Om deze reden
werd door Schielands ingenieur liever van het
NAP uitgegaan." Een handschrift Scholten uit
1832 in het archief van het hoogheemraad
schap meldt juist dat het maalpeil van de Rotte
vier duim lager lag dan het referentievlak.
Zelf vond ik ooit dat voor Schieland nog na de
jaren dertig en zelfs in 1953 nog waterstanden
van de Hollandsche IJssel door het dijkleger
werden weergegeven ten opzichte van het
Rottepeil (Adri den Boer, Het Rottepeil (RP),
in: Geodesia 1987-10, p. 463-465).
Volgens het boek werd vermoedelijk pas na de
stormvloed van 1916 Schielands Hoge Zeedijk
voor het eerst formeel gewaterpast. In 1923
bepaalde de minister van Waterstaat dat
dijkwaterpassingen voortaan om de vijfjaar
moesten plaatsvinden en dat de provincies
daarop toezicht moesten houden. Bij de water
schappen viel die uitbreiding van bevoegd
heden van rijk en provincie niet in goede
aarde!
Tot slot zij geconstateerd dat deze mooi uit
gevoerde integrale geschiedenis voldoende
plaats geeft aan onder andere de landmeters.
Deze bespreking is gezien de aard van dit
tijdschrift daar eenzijdig op gericht. Sterk punt
van het werk is juist de integrale geschiedenis
van een streek die herhaaldelijk volledig op de
schop ging. Op de ontginning volgden niet
alleen een agrarisch beheer, maar ook de
vervening, de droogmaking van de veenplassen
en tenslotte de verstedelijking. Aanbevolen!
Een ctscHif ofnis van Schielano
HOGE DIJKEN
24