Met een regelbaar buisniveau kan de eerste as verticaal worden gesteld. Een alhidadeniveau voor de verticale rand ontbreekt. Ten behoeve van de regelingsmogelijkheden zijn correctie- schroetjes met vierkante kop aangebracht aan de alhidade van de verticale rand, de vatting van de horizontale as, het buisniveau en het diafragma van de richtkijker. Het gebruik van de theodoliet De opstelling op het statief gebeurt op de normale wijze d.w.z. met het doen inspelen van het niveau in twee richtingen. Het apparaat mag niet worden opgesteld binnen een afstand van 20 meter van ijzermassa stukken geschut, trekkers e.d. en de waarnemer mag geen metalen voorwerpen in zijn uniform dragen. De kijker wordt gericht op een heldere achtergrond en het oculair wordt ingesteld zonder accomodatie van het oog, 'laat de oogspiéren rusten' is het devies. Bij het meten van horizontale hoeken wordt geadviseerd om met aflezing 0 te richten op het linker richtpunt en dit eventueel te herhalen met een aflezing op een ander rond getal. Een belangrijk onderdeel van het meten van richtingen is het declineren van de theodoliet. Als de randaflezing 100 (1000 %o) bedraagt is de richting van de magneetnaald evenwijdig aan het vlak van de kijker. Het doel is om de kijker bij aflezing 100 naar het geografisch noorden te laten wijzen, daarvoor is nodig dat de magneetnaald met het vlak van de vizierlijn een hoek maakt die gelijk is aan de declinatie ter plaatse. Dit gaat als volgt: de kijker wordt om de eerste as gedraaid tot de magneetnaald op 0 staat, vervolgens wordt de randverdeling met aflezing 100 vastgezet en een jalon wordt op grote afstand geplaatst in de vizierlijn. De kijker wordt vervolgens gedraaid over een hoek gelijk en tegengesteld aan de declinatie waarna de kijker gericht is op het geografisch noorden. De kijker wordt daarna opnieuw op de jalon gericht. Met een fijnstclschroef wordt dan de declinator verdraaid tot de magneet naald weer op 0 staat. Daarna kunnen georiënteerde richtingen worden gemeten. Het richten van de theodoliet op een doel met behulp van een kaart van het terrein kan worden gedaan met een in het terrein en in de kaart zichtbaar richt punt. De hoek tussen dit referentiepunt en het doel kan in de kaart worden opgemeten en met de theodoliet in het terrein worden uitgezet. Een andere manier is om het noorden als referentie te gebruiken met een gedeclineerde theodoliet. De meridiaanconvergentie wordt verwaarloosd zodat de kaarthoek gelijk gesteld wordt aan het azimuth, de hoek met het geografisch noorden. Het richten van een stuk parallel aan de theodoliet wordt uitgevoerd door te richten op de hoekmeter van het stuk en de aflezing van de theodoliet in te stellen op de randverdeling van de hoekmeter. Op dezelfde manier kunnen 2 theodolieten evenwijdig worden gericht. situan, Ajb. 3. Uit het instructieboekje: kaartje met lijnen van gelijke declinatie in België/Noord Frankrijk voor 1 januari 1916. LIGNES D'EGALES DÉCL1NAIS0NS AU I" JANVIER 1916 FRANCE NORD-ESf F.T RELf.IQl'F. QÊCLINAISON MAGNÉTIQUE AU I" JANVIER I9lt> Cch«"«' - - - f'

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

De Hollandse Cirkel (DHC) | 2005 | | pagina 6