Het grootste en meest interessante deel van dit
artikel bestaat uit fragmenten uit het manuscript
van Linnemann. Officiële jaarverslagen van de
Topografische Dienst van Nederlandsch-Indiü
geven alleen maar feiten en getallen over de
organisatie, de productie, de beschikbare
middelen en dergelijke. Nooit is daarin aandacht
voor de menselijke kant van het werk, voor de
moeilijkheden en de problemen, en die aspecten
maken deze memoires zo levendig en waardevol.
Een voorbeeld is het volgende fragment: "In
hel door zware bossen weinig overzichtelijke
terrein volgde men het zogenaamde ruits-
gewijze doormeten om zo min mogelijk details
te missen. Voorts was de algemene eis gesteld,
dat per dag gemiddeld drie bladzijden van het
meetboek aan notities moest worden ge
produceerd. Men maakte daardoor in het bos
korte zogenaamde slagen oftewel een afstand
tussen instrument en meetbaak van nog geen
25 meter. Hetgeen over drie bladzijden een
gemiddelde van bijna drie kilometer per dag
vormde in een betrekkelijk jachtig tempo.
Daarop nam ik proeven, waarbij ik zelf het
meetinstrument bediende en zover mogelijk liet
doorkappen als door de begroeiing de baak nog
juist even leesbaar was. Het vertraagde wel het
meettempo, maar de slaglengte werd tot meer
dan het dubbele opgevoerd. De kappers kregen
wel wat meer te doen, maar het meettempo
werd aanmerkelijk rustiger, mede ten gunste
van de topograaf Bij nog geen twee bladzijden
meetwerk was men nu per dag zelfs meer dan
drie kilometer gevorderd. Daarbij kwam nog
een ander voordeel, dat men straks bijna de
helft minder berekeningen nodig had. hetgeen
ook de nauwkeurigheid zou vergroten."
Het dagboek bevat boeiende beschrijvingen over
het land en zijn bewoners, maar ook over ont
moetingen met wilde dieren zoals Sumatraanse
olifanten, die er plezier in hadden om allerlei
vernielingen aan te richten. We lezen: "Onze
oorspronkelijk tot instrumenthoogte van circa
1.60 m van steen gemetselde triangulatie
paaltjes werden evenmin met rust gelaten.
Ondanks een vrij stevige kraagfundering
werkten ze die schijnbaar gemakkelijk uit de
bodem om ze dan een eindje verderop in een
naburig ravijn(tje) te deponeren, waarna de pret
er vermoedelijk wel van afwas. Voor zover de
ontstane kuil tussen het opkomende bos terug
kon worden gevonden, werd het punt tijdelijk
voorzien van een korte houten merkpaal om
later vervangen te worden door een stenen
pilaar, die slechts enkele decimeters boven de
grond uitkwam
Beide artikelen zijn geïllustreerd met oude
foto's en kaartfragmenten in kleur. Al met al
een bijzonder goed en interessant thema
nummer van Caert-Thresoor.
H.C. Poids
C. de Graaf, De verwanten van Jan Pietersz
Don(w), in: Gens Nostra, maart 2005.
De inhoud van dit artikel in een genealogisch
tijdschrift is uiteraard vrijwel geheel gewijd
aan de familierelaties van de ons welbekende
landmeter Dou. Toch is er in het artikel op een
drietal manieren wat aan de geodetische
relaties van Jan Pietersz Dou aandacht
geschonken. In de eerst plaats zijn het de
volgende interessante foto's van door hem
vervaardigde kaarten:
Kaart van landerijen in Alkemade.
Opmeting van landerijen van het St.
Catharinagasthuis.
Details van kaarten van Jan Pietersz Dou.
Jan Pietersz oefende, zoals gebruikelijk in die
eeuwen, niet uitsluitend het beroep van land
meter uit. Met zijn broer Harmen Pietersz Dou
was hij ook controleur van de haringtonnen,
wijnroeier, straatmeter en meter van de
rietdaken. Harmen Pietersz was echter geen
landmeter. Diens dochter Ermpje bleef echter
wel een relatie met het geodetisch gebeuren
houden, want zij trouwde in 1633 met Jacob
Jansz Davidt, die zich destijds geografisch
instrumentmaker noemde. Jan Pietersz Dou
was "van alle markten thuis".
Naast de uitoefening van genoemde ambachten
was hij ook nog enige jaren lid van de Leidse
"vroetschap". Voorts schreef hij ook vele
leerboeken over de landmeetkunde. Hieruit
blijkt wel zijn grote belangstelling voor zijn
vak. Maar ook voor de ontwikkeling van zijn
kinderen, hetgeen blijkt uit de in zijn "dienst
boek" aangetroffen notities over de lengte van
een aantal van zijn kinderen. Over de lengtes
van zijn 10 kinderen uit zijn tweede huwelijk
maakte hij de volgende aantekeningen: