De Polytechnische School en het landmeten,
waterpassen en de geodesie
ir. WimA. Claessen
In nummer 2005-2 van Delft Integraal, het
wetenschapsmagazine van de Technische
Universiteit Delft, wordt in de historische
rubriek OD95 in een artikel "Delftse studenten
eisen handleidingen!" de belangenbehartiging
van de Vereniging voor Studie- en Studenten-
belangenbehartiging te Delft besproken.
Gesteld wordt dat de studenten dankbaar
mogen zijn voor het werk van gedreven
collega's die zich binnen deze vereniging
inzetten voor hun belangen. Zoals dit ook de
voorgangers van deze vereniging gedurende
lange tijd hebben gedaan. De kernactiviteit is
het uitgeven van handleidingen, een novum en
tot op heden een unicum in de universitaire
wereld. De historische wortels van de ver
eniging voeren naar het in 1848 opgerichte
Delftsche Studenten Corps dat lange tijd het
merendeel van de Delftse studenten verenigde
en hun belangen naar voren bracht. Dat
gebeurde tot 1899 in de jaarlijks uitkomende
almanak van het Corps. Veel tekortkomingen
werden daardoor verholpen. Verschillende
oorzaken hebben er echter toe geleid dat in
genoemd jaar de belangenbehartiging in
handen werd gelegd van een commissie die
alle studenten en niet alleen de Corpsleden zou
vertegenwoordigen.
Almanakken 1894 en 1895
Het artikel in het wetenschapsmagazine bracht
mij er toe de reeds vele jaren in mijn bezit
zijnde almanakken voor 1894 en voor 1895
nog eens in te zien. De beide almanakken zijn
respectievelijk 282 en 356 pagina's dik en
bevatten veel interessante gedeelten op veel
gebieden. Hier zal voornamelijk worden stil
gestaan bij de gedeelten die het landmeten, het
waterpassen en de geodesie betreffen. Deze
vakken worden in de almanakken genoemd in
een aantal artikelen van de Wet houdende
regeling van het middelbaar onderwijs van
1863 onder het hoofdstuk van de Poly-
technische School (PS) die in 1905 verheven
werd tot Technische Hogeschool en nog later
tot Technische Universiteit. De PS was
bestemd voor de opleiding van industriëlen of
technologen en voor hen die verlangden zich te
bekwamen tot civiel ingenieur, architect of
bouwkundig ingenieur, scheepsbouwkundig
ingenieur, werktuigkundig ingenieur of
'mijnen- ingenieur' zoals de laatste toen werd
genoemd. Het onderwijs omvatte 25 vakken
waaronder het landmeten, waterpassen en de
geodesie. Onder de 15 hoogleraren was de in
1878 aan de PS benoemde prof.dr. Ch. M.
Schols, secretaris van de Rijkscommissie voor
Graadmeting en Waterpassing.
Ieder die het diploma van een van de hiervoor
genoemde beroepen wilde verwerven moest
eerst een examen (A) afleggen van gelijke
omvang als dat voorgeschreven was voor de
HBS vijfjarige cursus of het getuigschrift
bezitten verkregen na een examen afgenomen
door een van de in de wet genoemde commis
sies. Daarna volgden voor de ingenieurs nog
twee examens, B en C. Bij het tweede examen
(C) kregen de bouwkundig ingenieur en de
mijningenieur te maken met het 'theoretische
en practische landmeten en waterpassen' en de
civiel-ingenieur met 'de beginselen der
geodesie en het practische landmeten en water
passen'.
Bij het examen landmeten en waterpassen in
1893 kregen de civiel ingenieur en de mijn
ingenieur als opgave:
1. In de punten A, B, C, en D zijn de
volgende richtingen gemeten
Men vraagt de sluitingsfouten der twee drie
hoeken volgens de methode der kleinste
kwadraten over de gemeten richtingen te
verdelen.
2. Wat verstaat men onder het centreeren der
hoeken, wat moet daan>oor worden opgemeten
en hoe wordt het berekend?
66