Een landmeetkundige puzzel Onlangs kwam mij een aardige landmeetkun dige puzzel onder ogen, die ik hierbij wil voorleggen. De oude Romeinen waren gewend hun kaarten en dus ook hun landmeetkundige metingen te oriënteren op het oosten. Dit is de herkomst van het woord 'oriënteren'. In die tijd had men geen theodolieten om een zonsazimut te meten, en ook het gebruik van goniometrische funkties om een zonsazimut te berekenen kende men niet. Daarentegen waren de Romeinen er zeer bedreven in om met eenvoudige middelen vernuftige meetkundige constructies te bedenken. Hieronder volgt een methode om de oost-westlijn in het terrein uit te zetten zonder gebruik te maken van een theodoliet. Deze methode is erg eenvoudig en toch redelijk nauwkeurig en het is daarom opmerke lijk dat deze methode uit de landmeetkundige boeken is verdwenen. Ook nu kan het nog wel eens handig zijn om zonder theodoliet en zonder ingewikkelde berekening de oost-west- richting te kunnen uitzetten. Hoewel de constructie in het terrein eenvoudig is, is het bewijs van onderstaande meetopzet niet zo doorzichtig. Dit is een leuke opgave om te testen of de moderne landmeters nog even veel meetkundig inzicht hebben als de oude Romeinen. Opgave Op drie willekeurige tijdstippen op een dag werd de schaduw van een toren PQ gemeten (zie figuur). Dit leverde de ligging van de punten A, B en C. PA is de langste schaduw 's morgens, PQ de kortste rond het middaguur en PC in de namiddag. De afstanden QA, QB en QC werden berekend met de stelling van Pythagoras. De afstand QB werd afgepast langs de lijnen QA en QC. Dit gaf de punten D en E. De projekties op de straat gaf F en G. De ligging van F en G is eenvoudig te berekenen met PF QB PA en PG QB PC QA QC Vervolgens bepaalde men het snijpunt H van de lijnen AC en FG. Nu is te bewijzen dat de lijn BH precies naar het oosten loopt. Daar de Romeinen niet het gebruik van goniometrische functies kenden bestaat er een meetkundig bewijs. Oplossing landmeetkundige puzzel Beschouw de drie vlakken ACFG, ACDE en FGDE. Drie vlakken gaan altijd door één punt, dus ook de drie snijlijnen. H is het snijpunt van AC en FG. H moet dus ook op de lijn DE liggen. De punten B, E en D liggen op een bol met middelpunt Q. Tevens liggen deze punten op de kegelmantel die de zonnestraal door Q gedurende een dag beschrijft. De as van de kegel is naar de hemelpool gericht. B, D en E liggen dus op de snijlijn van bol en kegel. Dit is een cirkel loodrecht op de poolas, dus evenwijdig aan het equatorvlak. Als DE in het equatorvlak ligt, moet H ook in het equator vlak liggen. B en H liggen dus beide in het equatorvlak en in het horizontale vlak. BH is dus de snijlijn van beide vlakken. Per definitie is de oost- westlijn ook de snijlijn van horizon en equator. Dus BH is naar het oosten gericht. Literatuur H.C. Pouls, De Landmeter van de Romeinse tot de Franse tijd, Alphen a/d Rijn 1997, p. 23-25 ir. G.L. Strang van Hees 57

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

De Hollandse Cirkel (DHC) | 2006 | | pagina 23