De kunstmatige horizon is oproepbaar door
met een handwieltje bij het (linker)handvat
middels een membraam vloeistof te persen in
een transparant koepelvormig element (ver
gelijk doosniveau), waarbij zich een luchtbel
vormt die in grootte verstelbaar is. De bel
bevindt zich loodrecht boven de as 'kleine
spiegel - oculair', krijgt daglicht van boven af
of kunstlicht van de zijkant, en wordt door een
onverzilverde spiegel in de as 'kleine spiegel -
oculair' onder 45° zichtbaar gemaakt in het
oculair. De (middelpunts)hoogte van een
hemellichaam wordt dan bepaald door dat
object midden (coïncidentie) in de (horizon
taal, tussen twee haarlijnen ingespeelde) bel te
draaien. De belgrootte is afhankelijk van
hemelobject (maan, zon of ster).
De AM Mark IX is zó ontworpen dat de
navigator hem met beide handen moet vast
houden, om zo goed mogelijk metingen te
doen in een onregelmatig bewegend vliegtuig.
Met duim en wijsvinger rechts wordt de
elevatiehoek verdraaid, links wordt de bel
grootte ingesteld en hier zit ook een keuzewiel
voor de verschillend gekleurde zonneglazen;
dit alles terwijl beide handvatten stevig kunnen
worden vastgehouden.
Omdat de vliegtuigbewegingen een éénmalige
nauwkeurige meting nauwelijks toestaan, moet
bij de Mark IX een serie van zes worden
gemiddeld. Voor dat doel loopt een tweede stel
graden- en minutentrommels mee waarop één
minuut toe- of afname overeenkomt met zes
minuten toe- of afname in de elevatiehoek.
Voorafgaand aan elke serie van zes hoogte
metingen dienen de middelingstrommels op nul
gesynchroniseerd te worden met de elevatie-
hoektrommels. Vervolgens wordt het hemel
lichaam in het oculair gezocht met de 10°-
stappenknop van de grote spiegel, terwijl de bel
van het doosniveau blijft ingespeeld. Afhanke
lijk van klimmend of zakkend hemellichaam en
de positie daarvan binnen de 10° zichtopening
wordt wel of niet de kleine spiegel 2° 30'
geklapt om de zichtopening aan te passen.
Met de fijnafstellingsknop wordt nu het object
centrisch binnen de ingespeelde bel gedraaid en
de trekker bij het linker handvat overgehaald
(eerste meting en de teller springt op 1
Meteen na de eerste meting worden alle
trommelaflezingen (elevatie en middeling), de
10°-stappenstand en de juiste tijd afgelezen en
genoteerd. De Mark IX heeft daartoe in het
linkerhandvat een batterij zitten met een door
de duim te bedienen schakelaar waarmee bij te
weinig daglicht een lampje in het rechter
handvat kan worden gevoed dat alle relevante
uitleesplekken verlicht. De lichtbanen vanuit
het handvat worden bepaald door de plaats van
het lampje en openingen in de wand van het
handvat, en door middel van een prisma aan de
onderzijde wordt ook het polshorloge van de
navigator verlicht als hij dat aan de binnenkant
van zijn linkerpols draagt.
Zo spoedig mogelijk wordt het hemellichaam
weer in beeld gezocht, en met gelijke tijds
intervallen worden vijf opeenvolgende
metingen verricht. Na elke meting wordt de
trekker overgehaald, die er na de zesde en
laatste waarneming voor zorgt dat een blinde
plaat tussen oculair en kleine spiegel klapt. Het
zicht wordt geblokkeerd en de waarnemer weet
zijn serie vol te hebben. Ogenblikkelijk wordt
de tijd genoteerd, plus alle trommelaflezingen.
De voor de verdere berekening van de
positie(hoogte)lijn noodzakelijke argumenten
worden als volgt vastgelegd:
- gemiddelde tijd (GMT) tussen eerste en
zesde waarneming
- hemellichaam (zon, maan of gedefinieerde
ster)
- hoogte boven de kunstmatige horizon (zijnde
de som van de 10°-stappen-indicator van de
grote spiegel graden- en minutenaflezing
van de fijnafstelling van de elevatietrommels
bij de eerste waarneming het verschil in
aflezing van de middelingstrommels tussen
eerste en zesde meting, met inachtneming
van positieve of negatieve progressie in geval
van respectievelijk stijgend of zakkend
hemellichaam).
De blinde plaat tussen kleine spiegel en
oculair wordt weer verwijderd met een reset-
79