hebben ongetwijfeld kennis gehad van het berekenen van oppervlaktes van landerijen ten behoeve van het opzetten van eigendoms registraties. Uit de geschriften van Varon (49 v. Chr) en Columelle (42 n. Chr) blijkt, dat zij de regels kenden voor de berekening van de oppervlaktes van een vierkant, rechthoek, trapezium, rechthoekige driehoek en cirkel. Analoog aan de kennis van de Grieken kenden zij weliswaar niet de s-formule voor de opper vlakte van de gerichte driehoek', maar waren zij wel op de hoogte van de stelling van Pythagoras. Hieruit blijkt, dat in het Romeinse rijk landmeten en rekenen al onlosmakelijk behoorden tot één soort van beroep. Vermoedelijk noteerden zij hun meet- en rekenresultaten op wastafeltjes. In de late Middeleeuwen bereikte vanuit het destijds deels Arabische Spanje de kennis van de wetenschap van Arabië en de Griekse oudheid ook Europa. Vele geleerden van Arabische en Joodse afkomst beschreven hun kennis van astronomie, geodesie en wiskunde. In Spanje was de Joodse geleerde Levi Ben Gerson het kenmerkend type van deze wetenschappers. Hij schreef boeken over arithmetica, astronomie, geometrie en trigonometrie, en omstreeks 1320 ook een boek waarin ook de rekenkunde wordt behandeld. In Italië was het Doanti di Boni die in de veertiende eeuw werken over arithmetica op zijn naam uitgaf. De inhoud van deze werken hebben er ongetwijfeld toe bijgedragen dat de kennis van rekenkunde, zo belangrijk voor de ontwikkeling van de geodesie, zich verder in Europa kon ontwikkelen. Landmeetkundig rekenen in de Nieuwe Tijd Dat die kennis van arithmetica al in de Middeleeuwen West-Europa had bereikt blijkt wanneer onder andere in Duitsland in het midden van de 15e eeuw de landmeters instructie Geometria Culmensis verschijnt. Wanneer de landmeters hun eindproduct 'oppervlaktes' zouden gaan presenteren moesten er uiteraard eerst grootteberekeningen worden uitgevoerd. Hun kennis daaromtrent verwierven zij destijds door bestudering van genoemde instructie. In dit traktaat wordt uitgebreid beschreven hoe door een terrein in driehoeken te verdelen de oppervlakte van dit terrein kan worden bepaald. De in deze instructie beschreven methode is nog uit gebreid gebruikt bij het kadaster in de 19e en 20e eeuw. Tijdens de middeleeuwen was het berekenen van oppervlaktes van landerijen geen eenvoudige zaak. Immers, het tiendelige rekenstelsel bestond niet, zodat er gerekend werd in roeden, voeten en duimen in meestal plaatselijke lengtemaatstelsels, omdat een roede bepaald geen standaardmaat was. Na de Middeleeuwen werd in 1505 het Friese Bildt ingepolderd. Ten behoeve van het innen van de pacht werd Het Bildt daarna wel vijf keer opgemeten. De resultaten van de metingen van 1526 werden door lekebroeder-landmeter Peter van Thabor en Heer Julius in Holland berekend, want Peter van Thabor schrijft in zijn kroniek: "ickquam in den Haech ende toe Delft ende wij maectent (pacht)-regyester voert claer". Dat betekent, dat zij al eerder de in het register te vermelden oppervlaktes berekend hadden. In 1536 wordt door hem met anderen Het Bildt opnieuw opgemeten. Hij schrijft dan in zijn kroniek: "elex op sijne cavel, totdat de gehele Bildt gemeeten es geweest ende dat bij quadraten, triangulen, trapeesen, ende andere gelijcke geometrissche handelingen, zoevele landen als eenen yegelicken gebruycken mochte". Aan deze terminologie is duidelijk de meetkunde van Euclides herkenbaar, waaruit de conclusie kan worden getrokken, dat Peter van Thabor in 1536, en ook al tijdens zijn Die trigononietrischen und polygonometrischen Rechnungen in der Feldmeszkunstbearbeitet von Dr. F G. GauszKönigl. Premz. Wirklichem Geheimem RateGeneral-Inspektor des Katastws aD, IMle a. S. 1906. Afb 1. Het nieuwe landmeetkundig-rekenenboek van Gauss 1 VO=Vs(s-a)(s-b)(s-c), zie bijv.: F. Harkink, Gerichte Vlakke Driehoeksmeting en Lager Landmeetkundig Rekenen, 1945 84

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

De Hollandse Cirkel (DHC) | 2006 | | pagina 22