eerdere metingen van 1526, die bij de land
meetkunde behorende rekentechniek wel
beheerste. Kennelijk verstond in het begin van
de 16e eeuw Peter van Thabor wat van
arithmetica. Dat zou goed mogelijk zijn, want
in 1502 verscheen in Brussel van Johannes van
Cusa Algorismus proiectilium. Het was "die
maniere om te leeren cijffrenGemma
Frisius doceerde al in 1526 aan Gerard
Mercator rekenkunde aan de universiteit van
Leuven, nog voor hij in 1533 over zijn
'voorwaartse snijding' schrijft. In dat jaar 1533
verscheen van Adraen Metius een zakboekje
over landmeetkunde met de titel Manuale
Arithmeticae en Geometricae Practicae. Van
het boekje zijn van de 246 pagina's tekst er
maar liefst 55 gewijd aan het Eerste Boeck
Arithmeticae, Rabdologica en Stockreekeninge.
Dat er van een landmeetkundig leerboek
ongeveer een kwart van de inhoud is gewijd
aan rekenkunde zegt wel wat over het gewicht
dat professor Metius toekende aan dat rekenen.
In 1537 publiceert de Antwerpenaar Christiaan
van Varenbraken Dye edel conste Arithmetica.
Maar de eerder genoemde Gemma Frisius liet
zich echter ook niet onbetuigd, want hij laat in
1547 Arithmetica practicae methodus facilis
uitgeven. Dit boek heeft mogelijk Mercator in
1559 gebruikt bij zijn lessen aan het nieuwe
Akademisches Gymnasium van Duisburg.
Daarna volgen in de loop van de 16e eeuw nog
vele boeken over de rekenkunde en wel door
Simon Stevin in 1585 met "DeThiende"
bestemd voor zijn beroepsgroep, waarmee hij
in feite al voor een tientallig maatstelsel pleitte.
Stevin schrijft hierover: "leerende door
onghehoorde lichtichheidt allen reekeninge
onder den Menschen noodich In De
Hollandse Cirkel van april 2004 is in een
artikel van Henk Zorn een afbeelding
opgenomen hoe Stevin in zijn boekje deze
wijze van rekenen propageerde. Overigens zal
men nog lange tijd het telraam hebben
gebruikt. Verder verscheen in 1583 de toen al
zeer bekende uitgave Practique Om te leeren
Rekenen cijpheren enz... van Claes Pietersz.
Uit metingen van Bartlemieus Simonss, die hij
in 1588 in Waterland verrichtte, blijkt dat hij
deze metingen uitsluitend uitvoerde ten
behoeve van de oppervlaktebepaling van de
betrokken percelen. Analoog aan de metingen
van Peter van Thabor moet hij deze reken
techniek goed hebben beheerst.
In 1600 schrijft Maurice van Nassau over eisen
die aan 'het ingenieursscap' gesteld moeten
worden: "In de telling sullen geleert worden,
die vyer specien in geheel getal, in gebroecken
getal, ende in thyende tal, mitsgaders den regel
van dryen in elck derselver getaelenende
ectratien der qudraet- en cubickwortelVoor
ingenieurs kan in dit geval ook landmeters
gelezen worden, waar voor de laatsten in 1600
de eerste druk van de Pracktijk des landmetens
van Dou verschijnt. Hij schrijft in zijn voor
bericht, dat de inhoud van het boek voor lezers
"seer ghedient sullen wesen, maar oock
denghenen die in Arithmetica ongheoeffent zijn
In 1604 publiceert de bekende Willem
Bartjens zijn Cijferinghe vanOf dit
eigenlijk voor de handel geschreven leerboek
door landmeters gebruikt is ligt niet zo voor de
hand. Overigens was het in de Nieuwe Tijd ook
wel nodig om de rekenkunst te beheersen
vanwege de veelheid van soorten maatstelsels.
Er bestond bepaald geen standaardroede of
-voet in een decimale rekeneenheid. Dou heeft
deze problematiek wel onderkend, want in
1629 schrijft hij een traktaat over die ver
schillende roeden en landmaten. Matheus van
Nispen geeft in de inhoud van zijn leerboek in
1689 van zijn te behandelen stof aldus een
specificatie: "leert wat de 10de deelinge
hetgeen betreft: "numerasio, additio,
substractie, multiplicatie, divisie, extractsie,
transformatie
In het door Pouls geschreven boek is over de
ontwikkeling van de landmeetkunde met
betrekking tot opleidingen en exameneisen
steeds te lezen wat er "in den saecke van
arithmeticq in hem verheyst zijn en in
"Rekenkonst soo verre geoeffent wesen...".
Maar de 'Rekenconst' vernieuwt zich in die zin
niet. Op de klassieke manieren blijft men
optellen, aftrekken, vermenigvuldigen en
delen. Maar rond 1700 vindt men in de her
drukken van leerboeken van Dou, Morgenster
en Sems wèl vernieuwingen, in die zin dat
aandacht geschonken wordt aan tiendelige
getallen en het rekenen met logaritmen. Na het
verschijnen van zoveel nieuwe leerboeken over
de rekenkunde zal men in de landmeetkunde
wel niet meer met het telraam of de abacus
85