iiiHioHDccxnr-xtëi In memoriam i! &J>lebinqverricht::. Actoor 3/° Meclercqc: te £uik. driehoeksnetten te berekenen. Maar of die nieuwe vinding al in de 17e eeuw algemeen voor landmeetkunde en zeevaartkunde gebruikt werd is de vraag. Berekeningen ten behoeve van posities op zee of bepalingen van meet kundige grondslagen waren voordien slechts met grote moeite mogelijk. Wanneer Snellius in 1617 zijn eerste drie hoeksmeting en graadberekening uitvoert, gebeurt dat nog zonder enig rekenkundig hulpmiddel, maar wel in tiendelige roeden, hetgeen toch voor die tijd wel een novum was (Afb. 2). Maar over het rekenwerk noteert Snellius, 'dat hij werd afgeschrikt over de langwijligheid der berekeningen'. Hij zegt, dat hij de uitkomsten der berekeningen geeft in twee decimalen; meer cijfers achter de komma vindt hij "eene overdreven cijferweelde Van der Plaats schrijft in 1889, dat Snellius als rekenaar nauwkeurigheid mist en dat hij ook de waarde van het rekenen met logaritmen niet heeft ingezien. Al voor anderen dat ontdekten vond Snellius fouten in zijn eigen metingen en berekeningen. Ondanks zijn indrukwekkend pionierswerk moet hij toch wel wat als een slordig rekenaar worden gekwalificeerd. In zijn Geometriae practicae pars I en II geeft de Franeker professor Adriaen Metius een voorbeeld van een (drie)hoek(s)meting van de omgeving Franeker-Leeuwarden met deze afstand als basis. Omdat hij in 1635 overleed lijkt het er wat op, dat hij tussen 1625 en 1635 de berekeningen van deze triangulatie heeft uitgevoerd. Uit zijn hoekmetingen zou hij de afstand Franeker-Harlingen hebben bepaald op 2030 pertices. In de jaren 1669/1670 meet en berekent Jean Picard in Frankrijk ten behoeve van een graadmeting een driehoeksnet volgens de principes van Snellius. Het is echter niet duidelijk of hij dit net met logaritmen berekende. Omstreeks 1710 voert de Jezuiet Nicolaas Leclerq ten behoeve van de vervaar- Zinc. v. Bruten - XJtr A fb. 3. Meting van N. Leclerq diging van een kaart van Limburg in deze regio een driehoeksmeting uit (Afb. 3). Hoewel het er op lijkt, dat voor het maken van deze kaart de uitkomsten van de driehoeksmetingen grafisch zijn bepaald, zijn er desondanks wel enkele aanwijzingen dat Leclerq punten heeft berekend. Hij schrijft in een brief van 1710, dat hij het punt Helden heeft berekend. Eerder schrijft hij 'de toren van Helden deugt niet voor waarnemingen', hetgeen de reden wel zal geweest zijn om dat punt te berekenen. Er zijn geen aanwijzingen, dat hij logaritmen benut heeft voor de berekening van het punt Helden. Hoewel er zoals hiervoor is geschetst wel een aanzet was om nieuwe rekenhulp middelen te ontwikkelen, bleven ook nog in het begin van de 18e eeuw voor de landmeetkunde grafische methoden en het klassieke cijferen de enige wijze om de uitkomsten van metingen te verwerken tot een door de samenleving gevraagd eindproduct. Het vervolg van de 18e eeuw gaf echter wel nieuwe ontwikkelingen, waarover in de volgende aflevering meer. Aan de Werkgroep Geschiedenis der Geodesie ontvielen de erudiete onderzoekers en publicisten prof.dr.ir. C. Koeman en ir. E. Muller. 87

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

De Hollandse Cirkel (DHC) | 2006 | | pagina 25