Afb. 2. Tide gauge Sheerness: Eerste auto
matisch registrerende getij denmeter. Bron:
Nautical Almanac, 1832 (foto NIMH)
door Nederland via professor G. Moll voor 18
meetpunten geleverde berekeningen.
Evenals Daussy maakt Whewell in zijn bereke
ningen gebruik van uit de astronomie ont
leende syzygy-punten. Naast dit alles schreef
Whewell instructies voor hydrografen, welke
gepubliceerd werden onder de titel "Directions
for tide observations" in Nautical Magazine
2(1833) 662-664, 3(1834) 41-43 en 98-102.
John Lubbock 1803-1865). In 1829 werd hij
lid van de Royal Astronomical Society (RAS)
en in 1834 kreeg hij zijn eerste overheids
budget (grant) van de British Association for
Advancement Science (BAAS) voor zijn
getijdenonderzoek. Lubbocks "On the tides" in
Phylosophical Transactions of the Royal
Society zijn zonder meer voor de hydrografie
richtinggevend. Hij gebruikte het wiskundige
model van Bernoulli om meetgegevens te
analyseren. Vooral bij getijden is naast de
locale situatie en periodiciteit van de zon en de
maan, de wind een factor die de analyse
ingewikkeld maakt. Lubbock werkte samen
met Whewell om alle metingen en bereke
ningen te visualiseren door co-tidal lijnen op
een wereldkaart te projecteren. Na zijn Chart
of the coast of Europe exihibiting the co-tidal
lines (1836) publiceerde hij An elementary
treatise on the tides (1839).
Lord Kelvin of Largs, eerst heette hij Sir
William Thomson, (1824-1907). Kelvin was
als professor een belangrijk adviseur van de
Royal Navy op de vakgebieden hydrografie en
oceanografie. Hij had vele patenten op zijn
naam staan, waaronder een kompas, een
diepzeelood en vindingen betreffende de trans
atlantische zeekabel. Hij construeerde nieuwe
ijkinstrumenten en voor de getij denbereke
ningen kan hij gezien worden als de opvolger
van het duo Lubbock-Whewell. Keivin intro
duceerde het wiskundige model van harmoni
sche analyse voor het ontrafelen van getijden
bewegingen en kreeg hiermee wereldwijde
navolging. Met name de Nederlanders H. Ypes
en dr J.R van der Stok met zijn Getijconstanten
in den Indischen Archipel (1910) kunnen
beschouwd worden als "leerlingen" van
Keivin.
In chronologische volgorde enkele belangrijke,
primaire bronnen voor getijden:
Verzameling van berigten over eenige
gewigtige onderwerpen der navigatie. Dit
tijdschrift stond onder redactie van de
Lengtegraadcommissie, werd uitgegeven op
last van de Marine en liep van 1787 tot en
met 1822. Het werd opgevolgd door Berigten
en verhandelingen over eenige onderwerpen
der zeevaart (tot en met 1828), vervolgd als
Tijdschrift toegewijd aan het Zeewezen (tot
1835) en Verhandelingen en berigten
betrekkelijk het zeewezen en de zeevaart
kunde (tot 1851). Deze tijdschriften bevatten
door overheden geverifieerde zeevaart
kundige en hydrografische gegevens.
tin
DK GAVCE
M V'f*' 1UX»
SDK KRNKSS
71