hoofden van gewone menschen, misdadigers en krankzinnigen. Eerste tezamenstelling: 50 geneesheeren, 50 soldaten, 51 moordenaars en 150 krankzinnigen".32 Het jaar daarvóór 1895) had hij in dit verband al gerapporteerd "Over de metingen van prof. C. Winkler aan de hoofden van omstreeks 50 moordenaars en 50 recruten".33 Af te leiden uit zijn publicaties, trok Van der Plaats' geroemde brede belang stelling geen wissel op zijn kerntaken. Hij schreef veelvuldig over onderwijs en examens, over veeartsenij, over hygiënische vraagstukken en over (drink)watervoorziening en gezondheid. Bij herdenkingen van instituties of personen trad Van der Plaats ook op als een gelegenheids auteur, onder meer in het Veterinair Studenten Maandblad bij het overlijden van zijn oud collega, assistent-leraar Van 't Hoff in 1911In datzelfde jaar publiceerde hij uit de familie papieren der Toussaints, het geslacht waaraan hij via zijn overgrootmoeder Anna zijn voornamen te danken had. Heeft dr. J.D. van der Plaats zich ook ingelaten met literaire en politieke aangelegenheden, zoals Simon Gorters beoordeling van mr. Willem Bilderdijk en de macht van Gedeputeerde Staten inzake het budgetrecht van gemeenten? Nee, die geschriften waren van de hand van zijn volle neef en generatiegenoot mr. J.D. van der Plaats 1864-1949), zoon van oom Ansko. Voor alle zekerheid! Slachtoffer van professorale rivaliteit? Misschien was dr. J.D. van der Plaats meer een onderwijzer dan een onderzoeker, maar op zijn minst gezegd kon hem een zekere mate van wetenschappelijke nieuwsgierigheid en ambitie niet worden ontzegd. Met die eigenschappen, gepaard aan toewijding, moet hij toch een aanvaardbare kandidaat zijn geweest voor het verrichten van de beoogde slingermetingen. Gehoord de lof die Van der Plaats in Utrecht ten deel viel, lijkt de kleinerende kritiek van de RC misplaatst. Het is opmerkelijk dat, toen het na veel geharrewar daadwerkelijk tot slinger proeven zou komen en Oudemans in 1901 inmiddels met de wetenschappelijke leiding was belast, ook een tweede door hem voorgedragen waarnemer (de zee-officier R. Posthumus Meyjes, die zich in Utrecht voor de commissie bezig hield met de uitwerking van astronomische metingen) de toets der kritiek niet doorstond34 en er aanvankelijk uitsluitend Leidse kandidaten aan de bak kwamen. Oudemans, die overigens al eerder had gezegd dat hij de wetenschappelijk ingewikkelde materie van de slingerproeven eigenlijk niet meer aankon35, trok zich in 1903 - het was inmiddels duidelijk dat ook zijn kandidaat Posthumus Meyjes niet in aanmerking kwam - terug uit het project en droeg zijn verantwoordelijkheid en zijn aantekeningen gaarne over aan het nieuwe, hem goed bekende, commissielid dr. J.J.A. Muller36Met Posthumus Meyjes had Oudemans bij Bakhuyzen eerder bakzeil gehaald, toen laatstgenoemde voor de astronomische waarnemingen de voorkeur gaf aan de in Leiden opgeleide A. Pannekoek.37 Een en ander overwegende, is het zeer wel mogelijk dat Van de Plaats het slachtoffer werd van een zekere rivaliteit tussen Utrecht (Oudemans) en Leiden (Bakhuyzen). Opvallend is in dit verband dat de Delftse hoogleraar dr. J. Bosscha, die samen met Bakhuyzen en Schols in 1888 de verhandeling van Van der Plaats moest beoordelen, zich - naar het heet wegens tijd gebrek - van commentaar onthield toen Bakhuyzen zich laatdunkend uitliet over de kwaliteiten van Van de Plaats.38 Bosscha vroeg too 32 Feestbundel uitgegeven door de Nederlandsche Vereeniging voor Psychiatrie ter eere van haar 25-jarig bestaan, 17 November 1896, p. 305-348. 33 Geneeskundige Bladen, uitgegeven door Profs. Straub en Treub, 1895, 2e reeks, no. 6, p. 139-159. Comelis Winkler (1855- 1941) werd in 1891 te Utrecht hoogleraar psychiatrie en neurologie (De Grote Oosthoek, dl. 20, Utrecht 1981, p. 369) 34 N. van der Schraaf, "History of the Netherlands Geodetic Commission", The Centenary of the Netherlands Geodetic Commission, Delft 1979, p. 49-129 (p. 78). Van Posthumus Meyjes wordt beweerd dat hij in 1889-1890 in conflict was geraakt met Van de Sande Bakhuyzen over de cartografische doelstellingen van de KNAG-expeditie naar de Kei-eilanden (Paul van den Brink, "Cartografie", in: Arnold Wentholt, red., In kaart gebracht met kapmes en kompas, ABP/KNAG 2003, p. 306). 3® Archief NCG, notulen 92e vergadering 22/1-1902. 36 Idem, 97e vergadering, 27/10-1903. 37 Idem, 66e vergadering. 18/9-1895. 3® Van der Schraaf 1975.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

De Hollandse Cirkel (DHC) | 2006 | | pagina 11