Varia: KB - hoogtepunt 44
$?acrticfe&es£mttmetett&
zich daarbij wel af of Bakhuyzens "nogal
scherpe kritiek" er mee door kon en stelde voor
zijn Leidse collega H. Kamerlingh Onnes, "die
in het onderwerp wel zeer goed thuis zal zijn", in
zijn plaats als beoordelaar te vragen.39
Kamerlingh Onnes - in 1913 vanwege zijn lage-
temperaturen-onderzoek Nobelprijswinnaar -
was, in Delft werkend als medewerker van
Bosscha, in 1879 te Leiden gepromoveerd op
"Nieuwe bewijzen voor de aswenteling der
aarde"40 en werd in 1911 nog genomineerd als
diens opvolger in de RC41Schols' oordeel is
niet bekend.
Opmerkelijk is dat de 'kwestie Van der Plaats' in
1887 en 1888 niet is terug te vinden in de door
secretaris Schols verzorgde notulen van de
vergaderingen van de commissie. Die door
nemend, blijkt later weer enige wrijving tussen
Utrecht en Leiden inzake de verantwoordelijk
heid voor de slingerwaarnemingen. Toen in 1912
was vastgesteld dat Delft geen geschikt basis
station was en Vening Meinesz met zijn proeven
moest uitwijken naar elders, stelde Muller voor
de kelder van de Sterrenwacht "De Sonnenborg"
te Utrecht hiervoor in te richten - het werd
uiteindelijk die van het Meteorologisch Instituut
in De Bilt - waarop Bakhuyzen stelde dat ook de
Leidse sterrenwacht een zeer goede locatie zou
zijn.42 Muller beloofde toen dat Leiden, hoewel
geen basisstation, wel in het zwaartekrachtsnet
zou worden opgenomen.
Geodesie als liefhebberij of loopbaan?
Rest uiteindelijk de vraag of Van der Plaats het
slingerwerk als nevenbaantje had willen hebben
naast zijn toenmalige assistent-leraarschap aan
de Veeartsenijschool, of dat hij het werk voor
de RC als hoofdfunctie ambieerde. Gezien het
waarschijnlijk onzekere vooruitzicht als
assistent-leraar - hij zou nog vier jaar op zijn
bevordering moeten wachten - lijkt het laatste
het meest waarschijnlijk.
De webstek van de Koninklijke Bibliotheek
bevat een virtuele expositie van 100 hoogte
punten uit haar collectie met een beschrijving
en afbeelding van de titelpagina. Hoogtepunt
44 is een exemplaar van de Practijck des
lantmetens van Johan Sems en Jan Pietersz.
Dou uit 1600.
Dit exemplaar is voorzien van een voor die tijd
rijk versierde perkamenten band, met het
wapen van prins Maurits in goud gestempeld
op het voor- en achterplat; de snede is verguld
en geciseleerd; de oorspronkelijke groene
linten zijn nog gedeeltelijk aanwezig. Het boek
heeft deel uitgemaakt van de Oranje-Nassau-
bibliotheek en zal door de auteurs aan Prins
Maurits zijn geschonken.
Bron: www.kb.nl
39 Archief NCG, map Schols, dossier Van der Plaats, brief Bosscha aan Schols 9/4-1888.
40 Van Berkel, p. 146.
44 Archief NCG, notulen 111e vergadering, 1/5-1911.
42 Idem, 114e vergadering, 28/10-1912.
fton itUuflo'Ktontpontfrt tnbe in Djurfc lipt fl&MÖrtnf bpoj
Iohin "cm r grammtttrrt lannnem bp btn
Ion Picttifi.Dou, Böuommmt ianmuttr ftp #m goöt ö«n aolUtit.
©ÊttourttttlUptimMMlMnlMnrt. Anno I «co.
Lccrende alle rcchtecndecromfljdige Landen,
Boflchcn, Boomgacrdcn, cndcandcr velden meten, lbo
wel met behulp dei Quadrants, al» fonder het fel*e.
Mede baders ah Landen deelen inghehjeke endc
mkrUtie Jeth' f vngctejiea muiier en,met limghc
niwvrt ghtcedcMlttrdt Ta f tien sLtr let ditntndt.
110