Ruigenhil - Willemstad
Het ontstaan van een polder en een vestingstad
benevens enige opmerkingen over kaarten die
daarop betrekking hebben
In de noordwesthoek van Brabant lag in de 16de
eeuw een uitgestrekt gorzen-gebied rondom een
verhoging, de Ruigenhil. Dit gebied behoorde
toe aan de markies van Bergen op Zoom.
In 1561 gaf Jan IV van Glymes, markies van
Bergen op Zoom, aan drie Zeeuwse bedijkings
deskundigen opdracht om een plan voor de
bedijking op te stellen. Zij moesten niet alleen
het plan maken, maar ook op het werk bij de
aanleg van de dijk en de bouw van de sluis
aanwezig zijn. Zij werden als gezworenen
aangesteld tegen een salaris van 600 gulden en
moesten elk met minstens 75 gemeten aan de
dijkage deelnemen (een Ruigenhils gemet is ca.
0,42 ha). Deze drie deskundigen waren Jan
Adriaensz Blancx, Cornelis Lievensz
Werckendet en Jan Jansz van Couwerve.
Blancx was onder meer rentmeester van de
ambachtsheren van Kloetinge en dijkgraaf van
de Brede Watering van Bewesten Yerseke,
Werckendet was raad, schepen en baljuw van
Zierikzee en Van Couwerve was rentmeester
van de heerlijkheid Vossemeer.'
Het is de moeite waard wat meer aandacht te
besteden aan deze bedijking en de daarop
volgende ontwikkelingen. We zien hier een van
de eerste rationele verkavelingen van een
nieuwe polder. Verder gaat het om de plan
matig opgezette stichting van een nieuw dorp
en later de bouw van een typisch Nederlandse
vestingstad. In deze stad werd de eerste op de
protestantse eredienst ingestelde kerk
gebouwd. Dit alles werd beïnvloed door
gebeurtenissen die verband hielden met de
opstand tegen de Spaanse overheersing.
De bedijking van de Ruigenhil
Het was in die tijd nog niet gebruikelijk om het
tracé van een nieuwe dijk in kaart te brengen.
De dijk werd in het terrein uitgezet en de
raaien werden georiënteerd op vaste punten in
het landschap, zoals kerktorens, molens e.d. De
landmeter Jan Symonsz brak met deze
gewoonte en maakte een kaart van de
Ruigenhilse gorzen waarop het tracé van de
aan te leggen dijk getekend was. Helaas is de
originele kaart verloren gegaan.2 Jan Symonsz
(1527/28-1609/13) was woonachtig in Gastel
en werd omstreeks 1555 geadmitteerd als
landmeter, daarna kwam hij als landmeter in
dienst van het markizaat van Bergen op Zoom.
Hij was de stamvader van een belangrijke
landmetersfamilie.3 Als landmeter werkte hij
mee aan de bedijking van de Ruigenhilse-
polder.
Andries Vierlingh (ca. 1507-1578) was een
andere bedijkingsdeskundige uit die tijd. Hij
werd in 1537 aangesteld als rentmeester van de
Nassause Domeinen te Steenbergen. Vierlingh
heeft omstreeks 1570 een bedijkingshandboek
H.C. Pouls
Inleiding
3 C. Baars - Nederlandse bedijkingsdeskundigen in de 16e 18e eeuw. 3. Jan Adriaensz Blancx. In: PT/Civiele Techniek 37 (1982)
nr. 4, p. 17
2 C. Baars - Geschiedenis van de dijkbouw in het deltagebied. Landbouwkundig tijdschrift/PT 92 (1980) nr. 1p. 16
3 C. Baars - Ned. bed. desk. 4. Cornelis Claesz van Zuidkerke, Dirck Hendricxs en Jan Symonsz. In: PT/Civ. Techn. 37 (1982) nr. 5,
p. 15-19; C. Baars - Ned. bed. desk. 5. De zonen van Jan Symonsz. In: PT/Civ. Techn. 37 (1982) nr. 6 p. 29-33
111