gebruik van kunnen maken, want hij overleed
in 1625. Het gebouw was daarna tot 1795 in
gebruik als woning voor de gouverneur, de
hoogste militaire bevelhebber in de stad. Vanuit
de polder was slechts één toegang tot de stad:
de Landpoort. Om dit 'zwakke' punt te ver
sterken werd er tussen 1624 en 1627 voor de
toegangspoort een ravelijn aangebracht, dat is
een versterkt klein eiland in de gracht. Verder
werd er in die tijd rond de gehele vesting een
enveloppe met buitengracht aangebracht, dat is
een doorgaande beschermingswal vóór de
vestinggracht. Sedertdien is er nauwelijks meer
iets veranderd en liggen de verdedigings
werken er nog net zo bij als 380 jaar geleden.
Een plattegrond van Willemstad in "Toonneel
der Steden van de Vereenighde Nederlanden en
van 's Konings Nederlanden van Joan Blaeu,
1649, laat duidelijk zien hoe het dorp Ruigenhil
is veranderd in de vesting Willemstad (afb. 5).
De kaart van Blaeu geeft een aardige algemene
impressie van Willemstad tegen het einde van de
80-jarige oorlog. Maar bij nadere beschouwing
zijn er toch diverse onjuistheden te constateren.
Opvallend is dat het raadhuis 90 graden ge-
Afb. 5. Plattegrond van "Willemstadt" in de
Stedenatlas van Joan Blaeu, 1649
draaid is, waardoor er een grotere markt is
ontstaan, dit is in strijd met de werkelijke
situatie. Ook zijn de bastions niet juist getekend.
De binnendijks gelegen bastions hadden 'terug
getrokken flanken', behalve de twee bastions
nabij de dijk, want die hadden aan de dijkkant
'rechte flanken'. Blaeu heeft overal rechte
flanken getekend. Verder geeft de tekening de
indruk dat er een muur was gebouwd, terwijl het
aarden wallen waren. Alleen bij de bastions
buiten de dijk waren deze wallen met stenen
bekleed om het wegschuren door het water
tegen te gaan.
Op de kaart is een schaal van 480 "Pedes
Geometriciofwel geometrische passen aan
gegeven. Deze schaal heeft Blaeu vooral bij de
kleinere kaarten gebruikt 1 geometrische pas
1,789 meter).18
In de praktijk van de oorlog met Spanje was er
in ons land een verdedigingsstelsel ontstaan dat
bekend is geworden onder de naam Oud-
Nederlands stelsel. Een belangrijk verschil
met vroeger was dat in plaats van muren van
steen er wallen van aarde opgeworpen werden.
Grond was in ons land ruim voorhanden en
daarnaast waren de fortificaties snel op te
werpen. Het bijzondere van dit stelsel was de
verhoogde weerbaarheid. De effectiviteit van
kanonskogels om bressen te slaan werd sterk
verminderd, omdat de kogels in de grond
gesmoord werden. Een tweede karakteristiek
van dit nieuwe stelsel was dat men in praktisch
alle gevallen kon beschikken over met water
gevulde grachten. In de grachten kwamen een
of meer dammen, 'beren', die ervoor zorgden
dat het water op constante hoogte bleef.
Willemstad is een prachtig voorbeeld van een
vesting die is aangelegd volgens dit Oud-
Nederlandse stelsel.19
Besluit
Het ontstaan van de polder Ruigenhil en van de
Een kaart van Joan Blaeu, 1649
Een Nederlandse, destijds "Duytsche", mijl was het vijftiende deel van een breedtegraad en bevatte 4000 geometrische passen.
Professor Willebrord Snellius had in 1617 berekend dat er 1900 Rijnlandse roeden gingen in een mijl. Een R.r is 3,767 meter,
hieruit volgt dat een geometrische pas overeenkwam met 1,789 meter. In de 18de eeuw is het aantal roeden in de mijl herzien
en dus ook de lengte van de geometrische pas.
19 Zie verder over het ontstaan van Willemstad onder meer:
K. Dane - Willemstad. Historisch overzicht van Stad en Polder. Klundert 1950
M. van Rooijen - Steden des Tijds. Utrecht 1990, p. 39-48
J. van Hoof - Langs Wal en Bastion. Utrecht 1991, p. 97-107. Hierin staat ook een verklaring van vestingbouwkundige termen.
118