van de stad geschetst. Alhoewel er hier eveneens sprake is van een 'atlas' komen er in deze publicatie betrekkelijk weinig kaarten voor. Voor de periode voor 1800 is de oogst zelfs minimaal. De vraag is hier of er geen oude kaarten zijn of dat de schrijver er niet in geïnteresseerd was. Jacob van Deventer schijnt hier niet geweest te zijn, althans, er is van hem geen kaart bewaard gebleven. De eerste complete stadsplattegrond is van Braun en Hogenberg, ca. 1588 (p. 28). Interessant is ook een handgetekende plattegrond van Simon de Bellemonte uit 1587, die is afgebeeld en besproken in hoofdstuk 11, p. 26 en 27. Van deze Bellemonte is ook het stadsgezicht dat is afgebeeld op de stofomslag en erg verkleind op p. 27. Weinig zinvol daarentegen is de afbeel ding van een belegeringskaart van H.M. Chevalier uit 1748, p. 33. De afbeelding is zo klein dat er nauwelijks iets op gelezen kan worden. Een zeer goede afbeelding en beschrij ving van deze kaart is te vinden in Limburg in Kaart en Prent van E. Ermen, e.a., Tielt/Weesp, 1985, p. 48 en 49. De strategische ligging van Maastricht heeft tot gevolg gehad dat de stad vele malen is belegerd en dat de vestingwerken voortdurend zijn versterkt en uitgebreid. Het is daarom bevreemdend dat in geen enkel hoofdstuk uitgebreider aandacht wordt besteed aan deze vestingwerken. Wèl worden in hoofdstuk 18 het einde van de vesting in 1867 en de gevolgen daarvan besproken. Hoofdstuk 13 bespreekt een zeer gedetailleerd vogelvluchtschilderij van de Fransman Jean Paul, in 1673 gemaakt voor Lodewijk XIV Op de schutbladen is dit schilderij nog beter te zien. Het volgende hoofdstuk gaat over een in 1748 gemaakte Franse maquette van toen Maastricht opnieuw door de Fransen werd belegerd en veroverd. Het origineel bevindt zich in Lille, maar Maastricht heeft een kopie. Over de oudste tijd is begrijpelijkerwijze weinig bekend. We moeten het doen met schaarse gegevens, veronderstellingen en reconstructies. Jammer is dat de schrijver de lezers diverse malen in het ongewisse laat. In hoofdstuk 5 'Maastricht wordt handelsstad' staan twee tekeningen van veronderstelde topografische ontwikkelingen in de periode 700-900. Eén is van Panhuuysen en Leupen, de ander van Theuws. Ramakers gaat in de tekst hier niet verder op in. Wat heeft de lezer aan deze informatie, wat moet hij er mee doen? In andere hoofdstukken komen de diverse stads uitbreidingen, annexaties, sanering, nieuwbouw en verkeersproblemen ter sprake. De komst, vanaf 1975, van een volwaardige universiteit heeft tot gevolg gehad dat een aantal leeg staande historische en beeldbepalende panden een nuttige bestemming kon krijgen. Een beperkt literatuuroverzicht is te vinden op p. 77. Jammer is dat hier niet naar de voort- treffelijke serie boekwerkjes 'Maastrichts Silhouet' wordt verwezen. Een illustratie verantwoording sluit het geheel af. Het is een goed verzorgd, informatief boek geworden, maar toch bevredigt het niet helemaal. De voornaamste reden is dat er weinig evenwicht is tussen de verschillende hoofdstukken. Soms wordt een hele periode behandeld (bijvoorbeeld de 16e eeuw, de Franse tijd), dan weer een enkel onderwerp (een kaart, maquette, schilderij). Een logische volgorde ontbreekt hier en daar. De stads uitbreiding in de 14e eeuw (hfdst. 8) wordt gevolgd door de bespreking van een proces- kaart betreffende een geschil tussen Borgharen en Valkenburg (een onderwerp dat niets met Maastricht te maken heeft) en hierna komt een hoofdstuk over de stad in de 16e eeuw. Is er in de 15e eeuw niets gebeurd in Maastricht? Eigenlijk krijgt men de indruk dat een aantal op zichzelf staande verhalen min of meer in chronologische volgorde aan elkaar gekoppeld is om te komen tot een boek over 2000 jaar Maastricht. Jammer. i.C. Pouls n:s

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

De Hollandse Cirkel (DHC) | 2006 | | pagina 45