Het hoofdgebouw van de Rijks-Veeartsenijschool aan de Biltstraat te Utrecht omstreeks 1890 (Opname door E.A. van Blitz en Zn. Coll. en foto: Het Utrechts Archief) was Oudemans die de commissie op Van der Plaats' artikel attent had gemaakt en de vraag stelde of en hoe de commissie zou moeten reageren. Voorzitter Bakhuyzen voelde niets voor een dialoog met Van der Plaats en, van mening dat de schrijver publiekelijk op zijn nummer zou moeten worden gezet, vroeg hij Oudemans en Schols erover na te denken hoe dat vorm zou kunnen worden gegeven.26 Samen kwamen die er "door bijzondere omstandig heden" niet uit, waarop Schols eenzijdig een concept-artikel schreef, dat na aanpassing en nader overleg met de commissieleden zijn weg vond naar K&L.11 De toonzetting van Van der Plaats in K&L en van het weerwoord daarop doen vermoeden dat de kwestie rond de slinger metingen enkele jaren daarvóór wederzijds kwaad bloed had gezet. Uiteenlopende meningen Van der Plaats' positieve beoordeling, eerder in 1892, van Oudemans' basismetingen op Java geeft aan dat hün persoonlijke relatie van zijn kant (nog) geen averij had opgelopen. Van der Plaats vond Oudemans' primaire triangulatie van Java een belangrijke bijdrage "tot de kennis van de gedaante der aarde, dubbel belangrijk omdat er nog geen enkele nauw keurige meting in ZO. Azië en Australië bestond". De "bijzondere omstandigheden" waaronder Oudemans en Schols elkaar niet konden vinden in een gemeenschappelijke reactie op Van der Plaats' artikel in K&L, zijn misschien te begrijpen als een verschil in beoordeling van het werk van de schrijver. In Utrecht oordeelde men blijkbaar anders over Van der Plaats dan in Leiden en Delft. Dat met 26 Archief Ned. Commissie voor Geodesie (NCG), notulen 53e vergadering, 14/11-1891. 22 Idem, 54e vergadering, 6/2-1892. 107

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

De Hollandse Cirkel (DHC) | 2006 | | pagina 9