Reactie en weerwoord op 'Het meten van getijden...' Reactie vcm Joh. G. Ferwerda, hydrograafen nautisch cartograaf Inhoud en titel In De Hollandse Cirkel 2006-3 verscheen: J.M. Mohrmann, Het meten van getijden voor de Nederlandse kitst en in Nederlands-Indië in de 19k' eeuw. De titel van dit verhaal belooft een min of meer praktisch/technisch relaas over het uitvoeren van metingen in genoemde gebieden te zijn. Het artikel opent met een hoofdstuk dat het een en ander zegt over de staat van de zeekaarte- ring in de betreffende periode. Vervolgens somt het artikel in feite een aantal wetenschap pers op die zich in de loop der tijd hebben beziggehouden met theoretische, wetenschap pelijke en/of wiskundige beschouwingen over getijbeweging, en de analyse daarvan. Nergens in het artikel wordt daadwerkelijk beschreven op welke wijze de getijmetingen werden uitgevoerd (of het moest zijn de uitvin ding van de automatische peilschaal voor Sheerness, 1832). In die zin dekt de titel niet de lading. Gezien de inhoud zou een andere titel duidelijker zijn, bijvoorbeeld iets als: "Onderzoek naar het mechanisme van de getijbeweging wereld wijd". Met deze titel verwacht de ('wat directer op de wereld georiënteerde') lezer minder de praktische informatie, die ik onder de huidige titel duidelijk miste: Wat wordt er gemeten? (vertikaal getij, horizontaal getij, zeestromen?) Met welk doel wordt er (in eerste instantie) gemeten? Mijns inziens was dat in de eerste plaats ten behoeve van de hydrografische opnemingen, waarbij 'het getij' als een soort bijproduct automatisch mee kwam (het meten en registreren van de hoogte van het getij ten behoeve van de correctie van de dieptemetingen). Los daarvan werden er in zeehavens veelal vaste peilschalen opgesteld, die echt lang durige (jarenlange) getijseries konden meten. Op welke wijze wordt er gemeten? Van oudsher kon dat met zeer eenvoudige middelen, bijvoorbeeld een (verplaatsbare) houten peilschaal, vertikaal gefixeerd ten opzichte van een bekend punt/vlak, die door een waarnemer langdurig periodiek wordt afgelezen. Een automaat is wel makkelijk, maar tot ver in de 20' eeuw was het simpel aflezen van een peilschaal nog dagelijks gebruik. In dit verband speelt dan ook steeds de vraag hoe lang de waarnemingsreeksen moesten zijn. Dat soort instructies werd hoogstwaar schijnlijk verstrekt in de door Mohrmann aangehaalde leerboeken van de marineoffi cieren. Nauwkeurigheid plaatsbepaling Ook als de titel van het verhaal anders zou luiden vallen me nog wel een paar dingen op. Zo wordt er door het hele verhaal regelmatig nadrukkelijk gesproken over trigonometrische zeekaarten en wordt voortdurend gewezen op het grote belang van het koppelen van de getij metingen 'aan het wereldwijde triangulatie systeem'. Los van de vraag of alle zeekaarten wel zo netjes aansloten als wordt gesuggereerd (tot op de dag van vandaag bestaan er aansluit- problemen tussen zeekaarten!) ontgaat mij het grote belang van die plaatsbepalingsnauwkeu righeid als het gaat om de getij metingen. Of een zeekaart nu wel of niet 'trigonometrisch' tot stand gekomen is, en of de absolute positie nu wel of niet enkele mijlen fout is, doet weinig toe of af aan de verrichte getijmetingen ter plaatse. Betekenis bepaling Havengetal/Cotidal lijnen Op p. 69 (Het meten van getijden) lijkt - onterecht - het belangrijkste doel te zijn: het berekenen van het havengetal. Voor velen is dat een zeer vaag begrip, waarvan het praktisch nut niet duidelijk zal zijn. De waarde van het havengetal is dat hiermee (zonder getijtafel) betrekkelijk gemakkelijk het moment van hoogwater is te berekenen of te interpoleren. 28

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

De Hollandse Cirkel (DHC) | 2007 | | pagina 30