Randfiguren 1 Weenvoord van Mohrmann op de reactie van Ferwerda De opzet van mijn artikel over getijden was aan te tonen hoe door primaire Franse, Britse en Nederlandse bronnen naast elkaar te zetten te zien is dat hydrografen al rond 1845 handig gebruik maakten van het snel groeiende wereldwijde triangulatienet om de samenhang en systematiek van de watergetijden te ont rafelen. Indien Ferwerda een voor en door wetenschap pers geschreven handleiding over dit onderwerp zoekt kan ik hem David Edgar Cartwright, Tides, a scientific history, Cambridge 2001 aanbevelen. Voor alle duidelijkheid: ik pretendeer niet Cartwright te kunnen verbeteren, wel om er in mijn ogen een belangrijk facet aan toe te kunnen voegen. Met dit belangrijke facet doel ik op de nationale triangulatiemetingen die internationaal, op het hoogste wetenschappelijk niveau, gekoppeld werden tot een wereldwijd net. Om de discussie over het onderwerp getijden zuiver te houden noem ik voor het gemak als uitgangspunt alvast een groot aantal primaire bronnen: 1Rond 1845 waren al zo'n 30 marine- officieren/hydrografen werkzaam om Nederlands-lndië in kaart te brengen. Zij publiceerden trigonometrische kaarten, zeemansgidsen en analyses van getijdenme- tingen. Koploper in deze periode was wel de hydrograaf R baron Melvill van Carnbee (1816-1856) met meer dan honderd publi caties in binnen- en buitenlandse vakbladen. 2. Alle hydrografische werkzaamheden werden vanuit de Staatsbegroting opgedragen, gefinancierd en van een prioriteit voorzien. Hierdoor zijn rappor tages, analyses en bevindingen van hydro grafen aan hun opdrachtgever, de minister van Marinejaar najaar alom in overheids publicaties terug te vinden. 3. De voor de zeevaart belangrijke Nederlandse hydrografische publicaties werden middels een Bericht aan Zeevarenden (BAZ), ondertekend door de Minister van Marine, in de Staatscourant bekend gesteld en door buitenlandse vakbladen overgenomen. Met name in Nautical Magazine en in Mélanges Hydrographiques is te lezen hoe Nederlandse trigonometrische kaarten integraal werden overgenomen door de British Admiralty (BA-kaarten en -publica ties) en door het Dépot des Cartes et des Plans de la Marine van de Franse hydro grafische dienst. Ferwerda is natuurlijk vrij het volledig met mij oneens te zijn. Graag wil ik hem uitdagen zijn reactie in het vervolg op primaire bronnen te baseren en daarbij de fantasie niet de vrije teugels te geven (daar zijn andere tijdschriften voor). (Discussie in dit blad gesloten, redactie De Hollandse Cirkel) De kaart Prima Pars Brabantiae... Lovanium, van J. en G. Blaeu komt voor in het derde deel van de Atlas Maior (1664) en bevat in de linkerbenedenhoek een interessant tafereeltje met randfiguren. H.A.M. van der Heijden, Randfiguren in de cartografie, Weesp 1996, geeft hierbij als tekst: "een volboezemige, vrouwelijke leerling-landmeter, die les krijgt van haar opvallend toegewijde meester 30

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

De Hollandse Cirkel (DHC) | 2007 | | pagina 32