Voor ii gelezen H. Makkink - Toen studeren exerceren was. De Koninklijke Akademie (1842-1864). In: Delft Integraal 2006.4, p. 34-37. Dit is een beknopt en bondig verhaal over de beginjaren van wat nu de Technische Universiteit Delft is. Wanneer men dit relaas leest dan is men eigenlijk stomverbaasd dat de opleiding de beginjaren in Delft overleefd heeft. Eigenlijk is de Akademie een schepping van één man: staatsraad en ingenieur/ landmeter Antoine Lipkens (1782-1847). Hij was één van de weinigen die de noodzaak van een polytechnische opleidingsinstituut in Nederland inzag. Op 8 januari 1842 tekende Willem II het koninklijk besluit tot oprichting van een hogere technische school in Delft en een jaar later begon het onderwijs met drie hoogleraren, vijf docenten en 48 studenten. Het is een raadsel waarom specifiek Delft werd gekozen: een aanwijzing of argumentatie is nooit gevonden. Bij de oprichting had Lipkens tienduizend gulden meegekregen voor inrichting en ameublement, plus boeken en instrumenten van de in de Franse tijd opgedoekte Hogeschool van Franeker, maar verder moest de school zichzelf bedruipen. Op de rijksbe groting kwam de school niet eens voor. Het is voor ons onbegrijpelijk dat de overheid in feite niet geïnteresseerd was in een weten schappelijke ingenieursopleiding, terwijl die in ons omringende landen reeds lang bestonden. Niet alleen waren er voortdurend geldzorgen, ook waren er steeds problemen met het karakter van de school: militaristisch of open, zoals men bij een academie zou verwachten. Een ander probleem was de tweeslachtigheid van het onderwijs. Naast ingenieurs werden er ook ambtenaren voor Oost-lndië opgeleid, deze overtroffen zelfs in aantallen de techni sche studenten! Beknopt maar duidelijk schetst de schrijver de verdere teruggang van het onderwijs tot het onherroepelijke einde op 20 juni 1864 toen de Koninklijke Akademie werd opgeheven. Het was echter geen definitief einde. De school werd bevrijd van zijn niet-technische oplei dingen en omgevormd tot een Polytechnische School, er kwam in Delft een Hogere Burgerschool voor een gedegen vooropleiding en de Delftse ingenieursopleiding kon zich eindelijk profileren als een vervolgopleiding op het hoogste niveau. Op 26 september 1864 was de nieuwe school een feit. J.M. Mohrmann - De wereldwijde primaire triangulatie als onfeilbare grondslagvoor de negentiende-eeuwse kaarten. In: Caert-Thresoor 2006 nr. 3, p. 64-71. In 1787 kwam een chronometerverbinding tot stand tussen de sterrenwachten van Greenwich en Parijs. Dit was in feite het begin van een wereldwijde primaire triangulatie. De schrijver schetst heel overzichtelijk de ontwikkelingen die sedertdien hebben plaats gevonden, de internationale commissies die zijn ontstaan en de normen die werden opgesteld. Het streven rond 1800 voor een primair punt was een seconde van een breedtegraad, ofwel 30 meter. De koppeling van landelijke driehoeksnetten had ook een economisch belang, denk bijvoor beeld aan de aanleg van spoorwegen. Verspreid over de aarde moesten op talrijke plaatsen punten astronomisch bepaald worden. Dit vereiste niet alleen een nauwkeurige hoekmeting, maar ook een precieze tijdmeting, hiervoor waren vaak lange chronometerreizen nodig. De komst van de telegraaf zorgde hier voor een aanmerkelijke verbetering. Mede door de aanleg van de eerste transatlantische zeekabel in 1858 werd het primaire triangula- tiewerk intercontinentaal. Door diverse sterren wachten werden voor een heel jaar almanakken gemaakt met de positie van zon, maan, planeten en sterren. De eerste Nederlandse almanak was de Almanack ten dienste der zeeliedendie in 1787 voor het jaar 1788 werd gemaakt. De auteur schenkt veel aandacht aan het werk in onze overzeese gebiedsdelen. Hier zijn het vooral marine-officieren die het geodetische 34

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

De Hollandse Cirkel (DHC) | 2007 | | pagina 36