In een bijeenkomst van de Nederlandse Commissie voor Geodesie (NCG) in februari 1955 werd besloten op het voorstel in te gaan, en wel op grond van de volgende overwe gingen: De bestaande basis in Stroe is verdwenen onder de verharding van de verbrede weg tussen Amersfoort en Apeldoorn en is, na een eventueel herstellen, ook niet meer bruikbaar door de toename van het verkeer. Gezien de ligging van andere bases in de ons omringende landen is het wenselijk een nieuwe basis aan te leggen in het noord westen van ons land om een goede herbe rekening te kunnen maken van het noord westelijk deel van het Europese netwerk. Om die reden is het goed om een ijkbasis te hebben om de invardraden die men wil gaan gebruiken te kunnen kalibreren. Voor de plaats van de basis werden voor waarden opgesteld. Op basis van deze criteria is men op zoek gegaan naar een locatie die aan de gestelde eisen voldeed. In de vergadering van oktober 1955 van de NCG werd vastge steld dat het de Zilvensche Heide op de Loenermark bij Apeldoorn zou worden. Op de 1 lc van de 11' in 1955 werd de basis provisorisch uitgezet en werden grondmonsters genomen om te bepalen of deze ondergrond inderdaad geschikt was. Intussen ontving men ook schetsen over de constructie van de pijlers van de Finse prof. Kukkamaki (afb. 4), die samen met zijn collega prof. Honkasalo (afb. 5) de meting zou uitvoeren. Zij werden onder Afb. 5. Prof.dr. Honkasalo op de Loenermark, ca. 1955 meer geassisteerd door de Nederlandse heren Haarsma, De Munck en Verhoef. De algehele coördinatie was in handen van prof. Bruins. Nadat in januari 1956 een aannemer was geselecteerd om de bouw te realiseren, kon in de zomer van dat jaar begonnen worden met het plaatsen van de pijlers. Omdat de pijlers minstens een jaar de tijd werd gegeven om zich te zetten, duurde het tot de herfst van 1957 dat de meting kon worden uitgevoerd. Het betrof hier een op zichzelf staande ijkbasis. Deze werd dus niet aangesloten aan het driehoeks- net. Omdat in Nederland gebruik werd gemaakt van invardraden met een lengte van 24 meter zou de basis een veelvoud moeten zijn van deze 24 m. Voor het opzetten van de spiegels van de geodimeter zouden pijlers moeten worden gemaakt op 0, 1, 6, 24, 96, 288 en 576 m. Duidelijk zijn bij het inzoomen op de satel lietfoto's naast de telescooppijler de 0, 1, 6 en 24 m-pijlers te zien. U ziet ze nog een keer, gefotografeerd door een gewone wandelaar, maar dan zonder de 24 m-pijler (afb. 6). Omdat de bronzen verzekeringsbouten van de eerste, de middelste en de laatste pijler onder gronds zijn geplaatst, heeft men in 1960 besloten een invardraad-basis te maken die parallel loopt aan de ijkbasis. Men heeft 25 palen geplaatst met een tussenruimte van 24 meter. Op de foto ziet u de betonnen paaltjes (afb. 7). Deze afbeelding toont de situatie aan het eind van de basis met op de achtergrond de 576 m-pijler. (De verzekeringsbouten zijn in Afb. 4. Prof.dr. Kukkamaki op de Loenermark, ca. 1955

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

De Hollandse Cirkel (DHC) | 2007 | | pagina 9