in zijn waterpasboek had meegenomen. Links
en rechts werd door de helper de baak met
bovenkant 2000 vertikaal langs de stijl ge
schoven, tot door het instrument de juiste
aflezing op de horizontale kruisdraad zichtbaar
was. Door lampsignalen (van boven snel naar
beneden bewegen zakken met de baak, snel
naar boven bewegen stijgen) of roepen,
indien men verstaanbaar was, werd aangegeven
of de baak voor het "inrichten naar beneden
of naar boven geschoven moest worden. De
baak werd natuurlijk niet verder open- of uit
geklapt dan nodig was. De steengang was in
dwarsprofiel 1.20 tot 1.60 m breder in de vloer
dan in het dak. Stijlen hebben namelijk een
"sprong van 60 tot 80 cm in de vloer. De
baak bleef dus zichtbaar als je die bovenaan
vasthield en vertikaal liet hangen, schuivend
langs de stijl of stut. Een baak is te beschou
wen als een verbrede, dikkere en langere
timmermansduimstok. Hij is twee meter lang
en met afwisselend verspringende witte en
zwarte blokjes van 1 cm tot aan een meter, zijn
die boven de meter wit en rood versprongen.
De decimeters staan natuurlijk ook vermeld en
dan nog rekening houdend met het van boven
naar beneden aflezen vanwege het omgekeerde
beeld door de kijker lukte het wel. Indien de
helper door lampsignalen (de mijnmeter
zwaaide zijn petlamp dus snel op en neer) of
door roepen de juiste plaats op de stijl aan
gegeven kreeg, maakte de helper met krijt een
merktekentje. De helper beantwoordde altijd
met dezelfde lichtsignalen ten teken dat de
zaak begrepen was. Op de tekens werd met het
ijzerzaagje een zaagsnede van 1-2 mm ge
maakt en een touw gespannen tussen deze
punten, dus dwars op de steengang, van links
naar rechts, want aan beide zijden werd de
hoogte met het instrument aangegeven. Zo
werden nog twee hoogterichtingslijnen bij
gelegd, rekening houdend met het stijgen van
bijvoorbeeld de voorgeschreven 1:700 van de
steengang.
N.B. Het ijzerzaagje was door een dodelijk
ongeluk op de Stm Emma later buiten gebruik
geraakt. Men beweerde dat kerfwerking van
wege 2 mm zaagsnede van een richtingspunt
op een kapbreedte van 20 cm 200 mm nota
bene) een reeds sterk doorgebogen kap brak en
dat iemand dodelijk getroffen werd. Wij waren
van onze zaagjes af, helaas. Nu werden
klammetjes gebruikt. Dat was niet zo leuk voor
onze helpers, die kregen nu een hele reuteme-
teut klammetjes in jas en tas mee te sjouwen
bij het richtingen en hoogterichtingen hangen.
Zo'n klam bestond uit twee delen. Aan de ene
zijde een ingezaagd deel met aangelaste bout
en het andere deel met gat waar, bij het samen
stellen van die delen, de bout door dit gat
gestoken werd en er een 10 mm-moer op
gedraaid kon worden. De beide klamdelen
pasten over de kapranden en konden met één
hand bij elkaar geschoven worden, terwijl dan
het moertje dat aan het uiteinde van de bout
bungelde met de andere hand bijgedraaid kon
worden, om uiteindelijk met sleuteltje (s 10)
aangedraaid te worden, als het lood in de
vizierrichting hing. Een tikje naar links of
rechts met het hamertje om op de mm in te
vizieren was de finishing touch en dan nog
even nadraaien met het sleuteltje.
Richting aangeven
Het was nodig om bijvoorbeeld in een steen
gang of galerij op een bepaald punt een nieuwe
afslag (richting) aan te geven om een kolenlaag
te gaan ontsluiten (te bereiken). Bovengronds
op onze stafkaarten werd die plaats bepaald
met transversaalschaal en steekpasser, om dit
ondergronds dan te verwezenlijken. Men ging
van een kloppende hoek uit (die men boven uit
het betreffende lagen- en pijlerboek had over
genomen) en kon zo de opgedragen richting
aangeven. De houwers konden dan met het
uitbouwen (aanzetten) van de nieuwe post
beginnen.
Te memoreren zijn nog wat aspecten.
Kaarten bijwerken. Van iedere verdieping
bestonden bovengronds een massa kaarten in
de diverse kaartenbakken, waarop alle steen
gangen, pijlers op- en neerbraken, ophouwen,
pompenkamers, machineruimten, locomotie-
floodsen, werkruimten van bankwerkers en
electriciëns etc. bijgehouden werden. Het was
onder andere ons werk om alle ondergrondse
metingen bij te werken en in kaart te brengen
of te berekenen, nadat we gewassen waren en
de stropdas weer omhadden. Werktijden van 9
a 10 uur waren schering en inslag.
49