Structuurmetingen van de kolenlagen in de pijler (dit werd later een aparte ploeg). Tijdens het pijlermeten moest de eerste helper de structuur van de kolenlaag meten, hoeveel stroken kool-, steen- en leilaagjes in de kolen- laag aanwezig waren, dit bepaalde mede de kwaliteit van de kolenlaag. Drukmetingen. Onder een stijl of stempel, die diende ter ondersteuning van het dakgewelf of het "hangende werd een drukdoos geplaatst waarop af te lezen was hoeveel tonnen druk er op deze stijl werden opgevangen (ook een aparte ploeg). Geologen. Op een gegeven moment werd een aparte groep uit enkele helpers van de mijn- meters geselecteerd die zich met de geologische aspecten ging bezig houden. Pijlermetingen De pijlers waren de plaatsen waar alles om begonnen was. Hier werd het geld verdiend en al het andere was bittere noodzaak. Stel u voor: een kolenveld op 500 m diep in de aarde. De lengte is bijvoorbeeld 150 m, de dikte van de kolenlaag 0.50 tot 1.50 m. Deze lengte van 150 m is als ophouw begonnen. Ophouw wil zeggen dat eerst 150 m van de afvoergalerij naar toevoergalerij, de kolen weggehaald werden over een breedte van 3.20 m, terwijl tegelijk tijdens de voortgang ondersteuningen aangebracht werden en voor luchttoevoer werd gezorgd. Ook het vervoermiddel werd steeds verlengd, totdat men aan de toevoer uitkwam. Als nu de ophouw klaar was, de plaats door mijnmeters bepaald en de richting steeds bij gehouden, zodat men goed in de toevoer op de geplande plaats uitkwam, kwamen de kompels of koempels, de werklui dus, in aktie. Zij werden ingedeeld om in één linie de kolen loodrecht op de ophouwrichting weg te breken met hun persluchtafbouwhamers. Iedere dag moest 3.20 m gevorderd ofwel vooruitgang gemaakt worden. Als dit kolenveld nu voor te stellen is als een pakket of plaat van 150 m x 1.50 m x 1000 m, dan weten we hoe lang het duurde voor die duizend meter op was, dus ontgonnen was. Natuurlijk werden achter de koempels door de "rovers" (de roofploeg) de ondersteuningen (Titan-, Schwartz-, Jacob- of Gerlachstijlen) weggehaald en weer opnieuw gebruikt. Iedere maand werd de pijlerstand gemeten door de mijnmeters. Dit was een steeds terugkerende moeilijke opdracht. De pijlermeting gebeurde of in dienstwissel ("schichtwissel"), of op nachtdienst ("nacht schicht"). De pijler moest liefst onbemand zijn als we deze gingen meten, omdat men anders obstakels in de vizierlijn kon krijgen en ook het zicht ten gevolge van de stof veel hinder ondervond. Bij de meting werd meestal in de afvoer begonnen en er werd van twee kloppende hoeken uitgegaan. Dit waren op de kap met verf gemerkte punten. Om deze meting te verwezenlijken hadden we drie klammen, die om een kap (horizontale ondersteuning van het dakgesteente) vast geklemd konden worden door middel van een vleugelmoer. Zo'n klam heeft naar beneden een conisch uitsteeksel, waar het instrument (ophangtheodoliet, hengel) over geschoven en na aanklikken vastgeklemd werd met een vleugelmoer van het instrument. Daarna kon men met een tweede vleugelmoer het kogel gewricht fixeren, zodat de dooslibel van het instrument inspeelde (luchtbel midden in geëtste ring). Dan hing de hengel nagenoeg vertikaal. Het langsniveau in twee richtingen loodrecht op elkaar met fijnstelschroef laten inspelen gaf een zuiver vertikale ophanging. Het met verf gemerkte punt op de kap had links en rechts langs de klam een verfstreep, met aan de kant van de vleugelmoer een dwarsstreep. Al deze punten waren met cijfers of in combinatie met het alfabet in de boeken bovengronds benoemd met hoekwaarden en waren daadwerkelijk ondergronds terug te vinden. Verder heeft de hengel een vertikale en horizontale alhidade (randverdeling) in 360 graden, sexagesimaal systeem dus. Veel later werd dit veranderd in 400 graden en het decimale systeem. Rond 1960 werden wekelijks enkele instrumenten van ons bij de instrumentenfabriek De Koningh in Arnhem omgebouwd naar het decimale systeem. Het was toen een omrekenen van jewelste; van 400/360° 10/9 x een hoek van het oude systeem kwam je in het nieuwe systeem om de computer zijn werk te laten doen. Wilde je iets terug naar het oude systeem opzoeken, dan was het 9/10 maal de hoek van het nieuwe systeem. 50

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

De Hollandse Cirkel (DHC) | 2007 | | pagina 16