confrontatie. De kolenopzichter gaf meestal
wat meters te veel op en probeerde zijn gelijk
te halen. Dit lukte natuurlijk niet, omdat onze
meting de enige echt juiste was!
Nadat de helpers, wanneer ze bovengronds
kwamen, het instrument met marterharen
borstel hadden schoongepoetst, meetband
schoon en ingevet en eventuele andere werk
zaamheden gedaan hadden, zoals reparatie van
de stalen meetbanden met speciale pons
tangetjes en dergelijke, konden ze huiswaarts
gaan. Voor de opzichter werd het echter vaak
zeven of acht uur in de ochtend, wanneer de
collega's van de dagdienst al kwamen.
Theodolietmetingen
Om de steengangen en de verdere voortgang
(uitbouwen) hiervan, evenals de hele voortgang
van galerijen, op- en neerbraken, tussen-
verdiepingen, pijlers en alles wat ondergronds
maar voorkwam, goed in de hand te houden,
waren geregeld grote theodolietmetingen nodig.
Het hele ondergrondse gebeuren was nauw
verbonden met de bovengrondse kaarten. We
wilden niet alleen ondergronds precies weten
waar we in coördinaten zaten, maar dit werd ook
met bovengrondse metingen vergeleken. Onder
grote gebouwen bijvoorbeeld werd een onder
grondse kolenlaag gedeeltelijk niet afgebouwd
om (hopelijk!) mijnschade te voorkomen. Ook
werden steile pijlers wel met vuistenen
('wasberger' genoemd) opgevuld. Dit om te
voorkomen dat er een te grote ledige ruimte
onder een te klein bodemoppervlak ontstond.
Vuistenen waren mijnstenen die via steen
brekers verkleind werden en onder hoge druk
via dikke buizen de steile pijler ingespoten
werden, in het al ontgonnen pijlergedeelte
natuurlijk (de vulling genoemd). Met gewapend
kippengaas werd de kolenkant (het pand)
afgeschermd. Onderaan de pijler werd een
blokkenmuur van houten bielzen opgesteld,
zodat de afvoer niet dichtgeblazen werd.
In plaats van een theodolietmeting zitten we nu
in een steile pijler. Dit is weer een sensationeel
gebeuren. Hier was men zo slim om in deze
pijler laag III stoere Polen in te delen (die van
héél vroeger). Deze mensen waren onver
schrokken en goed in staat om hier juist te
handelen. Deze pijler werd vanwege de steil
heid 30°- 40° in hout uitgebouwd. De dak
ondersteuning bestond uit in lengterichting
gehalveerde boomstammen, met de platte
houten kant tegen het gebergte (het dak
gesteente), en deze kappen werden onder
steund door bergslag staande boomstammen
(bergslag is loodrecht tussen dak en vloer).
Deze stammen waren van "mezen voorzien,
dat wil zeggen, op de kop was een uitholling
waar de bolle onderkant van de kap in paste, zó
dat als deze stijl met de zware hamer onder die
kap klem geslagen werd hij er niet meer
onderuit kon schuiven. Tussen deze houten
stijlen plaatste men ook van mezen voorziene
horizontale stammen, waardoor men bij het
pijler afdalen houvast had. Zo'n pijler ging de
mijnmeter dan af met zijn instrument in zijn
moltonhemd op het blote lijf om beschadiging
te voorkomen, en hij liet zichzelf, zich steeds
vastgrijpend aan de vertikale stammen en met
de voet vallend op de horizontale stammen,
tussen het meten door naar beneden zakken.
De meetband moest natuurlijk extra goed
ingehaakt worden. Stel je voor: als die los
schoot had je wel tien waardeloze stukken
meetband; maar dit gebeurde nooit, omdat men
wel wist dat zo'n ramp niet te overzien was.
Als bevestiging of aanklikpunt voor de hengel
kon je in deze pijler alleen van inslagpinnen
gebruik maken. In afvoer en toevoer was de
meting hetzelfde als hiervoor omschreven met
hengelklammen. Het vervoermiddel in deze
pijler, om dit even verder te vertellen, werd
'jojo' genoemd. Het was een zware ketting
zonder eind, met grote ijzeren schotels er
tussen, die met een bepaalde snelheid de kolen
naar de voet van de pijler moest brengen en ze
dus moest behoeden voor een te snelle afvoer,
waarbij de kolen dan in razende vaart beneden
de hele afvoer zouden verstoppen, met alle
gevolgen vandien. De jojo had dus een
remmende werking. De eindeloze ketting werd
door een holle dichte goot weer door de
motoren naar boven en door de open goot met
kolen naar beneden rond gedraaid. Deze pijler
was 2.50 m hoog.
Theodolietpunten
Nu dan toch maar weer aan de theodolietmeting.
Theodolietpunten waren overal in de steen
gangen en de meeste galerijen aangebracht en
57