meer te maken, hetgeen uiteraard de productie verhoogde. Als bijlage was bij het rapport van Hayward ook gevoegd het "Register van (548) peilschalen, hakkelbouten en andere ver- kenmerken van Friesland met AP-hoogten, in 1872 te Leeuwarden uitgegeven (afb. 1). Koppeling van beide peilen gaf een uitkomst dat voortaan de hoogte van het FZP 0,42 meter beneden AP zou zijn in plaats van het verschil van 0,47 centimeter waarvan men eerder uitging. Toen in de jaren 1875-1885 de eerste nauwkeurigheidswaterpassing plaatsvond had dat ook gevolgen voor de hoogte van het FZP. Het resultaat van de metingen van deze water passing was een verbeterd meetvlak met de nieuwe benaming NAP. De rijksingenieurs Brunings en Caland pleitten er daarna voor om "de vaste stand der peilschalen naar de uitkomsten van de onderhanden water passingen (te verzekeren) door het stellen van verdeelde hardstenen peilschalen Voorts hadden de uitkomsten van de waterpassingen ook tot gevolg dat het nulpunt van het FZP, zoals dat was verzekerd met de peilmerksteen bij het Gouvernementsthuis, nu vastgesteld werd op 0,66 centimeter beneden NAP. Sinds dien is dit verschil tussen FZP en het NAP tot aan de afschaffing van het gebruik op basis van het besluit van het Wetterskip Fryslan van 3 juni 1999 de norm geweest tussen beide peilen. Het gebruik van het Fries Zomerpeil Tot in het laatst van de vorige eeuw werd het FZP ten behoeve van het boezembeheer en de waterbeheersing van de waterschappen in geheel Friesland gebruikt. In Geodesia 1999-2 is in het artikel "Landmeetkunde uit de oude doos" de inhoud van een doos met klad- paperassen van de kadasterlandmeter Polée beschreven. Uit dat artikel blijkt dat hij op 8 augustus 1893 bezig was met het constateren van aanwas en afslag van wat eilandjes in de Terhornster Poelen. Zoals waarschijnlijk was voorgeschreven noteerde hij toen het peil van het wateroppervlak van die Poelen in centi meters ten opzichte van het FZP èn het AP. Op 27 en 28 september 1893 voert hij gelijk soortige metingen uit onder Akkrum, waarbij hij in dit geval uitsluitend de hoogtes t.o.v. FZP noteert van een peilschaal van de brug in de 7/ y.Z /UJ - 2é c Ö- ifP 3d o/ - 7i /$,A ik Afb. 2. Fragment van een vermelding van het waterpeil, door Polée genoteerd straatweg over de Meinesloot. Dit gold ook voor metingen van de oevers van de Oude- gaasterzanding (eigenaar De Staat-Domeinen) van 25 september 1893 en 1 juni 1895. De resultaten van Polée's viertal waarnemingen waren respectievelijk: de volgende: - 0,1075, - 0,11, - 0,01 en - 0,09 centimeter beneden het FZP. Uit deze peilstanden, die in de nazomer werden genoteerd blijkt dat het zomerpeil van de boezem in dat jaar wel vrijwel overeenkwam met het nulpunt van het FZP (afb. 2). Eén en ander zegt evenwel niets over de verschillen met het in dat jaar 1893 vastgestelde streefpeil van Frieslands boezem. In 2002 verscheen het boek "Skiednis fan Feanwalden (Geschiedenis van Veenwouden), waarin in het hoofdstuk "It Bütefjild" de ontginning van 320 ha uitgeveende laagvenen, gelegen in het waterschap het Buitenveld, door Klaas Wielinga en deze auteur werden beschreven. Over de beschrijving van de situatie in 1926 werd door de ontginnings maatschappij over de waterstand het volgende genoteerd: "It polderpeil wie tsien sintimeter ünder Fries Zomer peil FZP (het polderpeil was tien centimeter onder Fries Zomer Peil FZP). In de plannen om het gebied droog te leggen en te herontginnen werd over het toekomstige waterpeil genoteerd: y - '.v.- - t V; *0. ii dry f' c Z 66

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

De Hollandse Cirkel (DHC) | 2007 | | pagina 32