landen zijn varianten ontwikkeld, doch het
Franse instrument bleek het meest nauw
keurige en practisch bruikbare te zijn.11
Voor het hoogste niveau, astronomische plaats
bepaling ten behoeve van de Nederlandse
triangulatie, kan het jaar 1821 als de feitelijke
start aangehouden worden. De astronoom
professor G. Moll (1785-1838) publiceerde
Afb. 7. Borda 's cirkel met het korte pootje. Na
de Bordacirkel met het lange pootje, gebruikt
door Krayenhojf, is dit instrument zo 'n halve
eeuw bij de Landmacht in gebruik geweest.
Bron: Kerkwijk derde editie fig. 148
toen, in de eerste jaargang van Memoirs of the
Royal Astronomical Society, het belangrijkste
platform voor de internationale triangulatie
metingen, de Nederlandse situatie. De Royal
Astronomical Society (RAS) regelde jaarlijks
een congres waarin niet alleen alle directeuren
van de nationale sterrenwachten bij elkaar
kwamen, maar waarvoor ook 's werelds leiding
gevende geodeten en hydrografen werden uit
genodigd. Professor Moll was als de IJker van
hydrografische en geodetische instrumenten en
lid van de Lengtegraadcommissie tot zijn dood
de Nederlandse regeringsvertegenwoordiger in
de Royal Astronomical Society.
Wetenschappers in de RAS spraken met elkaar
de meet- en rekenmethodieken af die het
mogelijk maakten nationale metingen wereld
wijd aan elkaar te koppelen. De plaatsbepaling
door middel van maansafstanden verviel (voor
triangulatiewerkzaamheden) en ervoor in de
plaats kwamen heldere, goed zichtbare sterren
die door astronomen van de Lengtegraad
commissie jaarlijks gepubliceerd werden in
zee-almanakken. Omdat tot dan vrijwel alle
sterobservaties op het noordelijk halfrond
hadden plaatsgevonden, werden de Britse
sterrenwachten van Kaap de Goede Hoop,
Madras, Calcutta en die van Paramatta
(Australië) van cruciaal belang.12
In Nederlandsch-Indië startte, onder leiding van
de Commandant der Zeemacht in Nederlandsch-
Indië, in 1821 de "Commissie tot verbetering
der Oost-Indische zeekaarten".
In 1837 waren alleen Leiden en Amsterdam met
de hoogste nauwkeurigheid, overeenkomstig de
eisen van de Royal Astronomical Society,
ingemeten.13 In de Oost waren, eveneens onder
de wetenschappelijke leiding van de Lengte
graadcommissie, hydrografen werkzaam. Daar
werd in 1839 te Batavia (nu Jakarta) door
11 F R. Brainard, The sextant and other reflecting mathematical instruments with practical hints, suggestions and wrinkles on their
errors, adjustments and use. (1891)
J.A. Bennett, The divided circle. A history of instruments for Astronomy, Navigation and Sun/eying. (1987)
J.J. Levallois, Mesure la terre, 300 ans geodesie Franqaise (1988)
12 W. Richardson, A catalogue of 7385 stars chiefly in the southern hemisphere (1835). Richardson was door de "Astronomer
Royal" geplaatst bij de sterrenwacht van Paramatta.
13 F. Kaiser, Het observatorium te Leiden (1838). Hierin schrijft hij in zijn eerste jaarverslag op p. 38-39 dat er in Nederland slechts
twee astronomische plaatsbepalingen waren - die van zijn oom en leermeester J.F Keyser van Amsterdam uit 1822 en die van
hemzelf van Leiden - die aan de hoogste, door de wetenschap gestelde eisen voldeden.
F. Kaiser, "A calculation of the geographical Longitude of observatory of Leyden, from occupations of stars by the moon", in:
Memoirs of the RAS 10(1838) 303-318
77