Toch nog een reactie
Onderstaande verlate reactie op 'Het meten
van getijden...' in De Hollandse Cirkel 2006-3
en de eerste discussie in 2007-1 besloot de
redactie, gezien de podiumfunctie van het
tijdschrift, alsnog te plaatsen.
De zee, de zee klotst voort in eindeloze
deining
De zee, waarin mijn ziel zichzelf weerspiegeld
ziet....
Willem Kloos, 1859 - 1938, dichter, leidende
figuur van de Beweging der Tachtigers
De zee klotst en deint eindeloos, maar bovendien
is er de eindeloze beweging van het getij, waar
voor de dichter Kloos wellicht niet zoveel
aandacht had, of het paste niet in dit beroemde
gedicht.
De waarneming van het getij is een weten
schappelijke activiteit die een doel moet
dienen. In dit geval zou dat kunnen zijn (en
niet noodzakelijk in volgorde van belangrijk
heid):
het bepalen van het tijdsinterval tussen de
maansbovendoorgang en het daaropvolgende
hoogwater (het havengetal) en daarmee
samenhangend de ligging van het reductie-
vlak LAT (Lowest Astronomical Tide) t.o.v.
een bepaald vlak (b.v. middenstand of in de
Noordzee het NAP). Daarmee kunnen
reductiekaarten worden vervaardigd die een
beeld geven van het verloop van de getijgolf
in een bepaald gebied. En daarmee kunnen
getijmetingen van een bepaalde plaats
worden geëxtrapoleerd naar een ander
gebied.
het bepalen van de componenten van de
getijgolf - de getijconstanten - uit langdurige
metingen (ten minste 30 dagen van uurlijkse
waarnemingen) waarmee getijvoorspellingen
kunnen worden gedaan en waarmee getij
tafels worden samengesteld.
het bepalen van de actuele waterstand ter
correctie van de hydrografische diepte
metingen, dan wel ter informatie van de
algemene scheepvaart bij het aanlopen van
een haven door middel van een semafoon
Dit zijn allemaal lokale activiteiten. Door de
metingen van diverse plaatsen met elkaar in
verband te brengen is de positie van het
waarnemingsstation inderdaad van belang,
maar niet hypernauwkeurig, we praten wel over
een grootschalig fenomeen. Het is niet een
wereldwijd triangulatiesysteem dat de
metingen bij elkaar brengt, maar simpelweg de
geografische positie in lengte en breedte. Er
bestonden lokale, of desnoods regionale
netwerken, geografisch vastgelegd d.m.v.
astronomische plaatsbepaling, maar dat noem
ik geen wereldwijde triangulatie. En dat is ook
helemaal niet van belang, het getij in de
Noordzee is niet van invloed op of heeft op
geen enkele wijze verband met het getij in de
Javazee (om maar een paar uitersten te
noemen).
Uit het artikel van Mohrmann blijkt niet dat
een of meer van de bovengenoemde doelstel
lingen werden bepaald door de Lengtegraad
commissie. Hij vermeldt wel dat er "middels
zeeorders verordonneerde instructies werden
uitgegeven, maar wat daarin stond moeten we
maar raden. Ik ben het dus in grote lijnen eens
met de reactie van Ferwerda, waarin deze
ondermeer stelt dat de titel van het artikel van
Mohrmann niet overeenstemt met de inhoud
ervan.
Het is trouwens niet verwonderlijk dat
hydrografische taken werden (en worden)
opgedragen aan marineofficieren; die hadden
en hebben daar de gelegenheid voor. Bij de
koopvaardij moet geld verdiend worden door
van A naar B te varen en dan is het prettig dat
er kaarten en getijtafels beschikbaar zijn
waarop men kan vertrouwen. Tegenwoordig
levert bovendien Rijkswaterstaat een niet
geringe bijdrage aan informatieverstrekking
voor de zeevaart.
Mijn conclusie is dat het blijkbaar in het begin
van de 19de eeuw (zelfs) voor de gewichtige
Lengtegraadcommissie niet duidelijk was wat
zij met de getijmetingen die deze commissie zo
nadrukkelijk verordonneerde wilde bereiken.
En dat is het belangrijke aspect dat ik in het
80