ratie, maar ook om een in 1905 afgeleverd
toestel volgens Von Sterneck. In het navol
gende zal aandacht worden gevraagd voor de
hoofdmomenten in het vervolg van deze
geschiedenis van de Nederlandse bijdrage tot
de slingermetingen. Samen met de voorge
schiedenis is die in grote lijnen ook te volgen
in een uitgebreid en zeer lezenswaardig artikel
dat prof.ir. G.J. Bruins in 1987 schreef bij de
herdenking van het 100s,c geboortejaar van
prof.dr.ir. F.A. Vening Meinesz.5 Bruins'
artikel was een onmisbaar houvast bij het
schrijven van het onderhavige, dat mede is
gebaseerd op door hem niet gebruikt bronnen
materiaal. Voor een belangrijk deel is dit
materiaal te vinden in de notulen van de
toenmalige commissievergaderingen, bewaard
in het archief van de tegenwoordige Neder
landse Commissie voor Geodesie (NCG).
Afb. 2. Het slingertoestel, naar ontwerp R. von
Sterneck, gebouwd door R Stückrath. Gelet op
de datering van de opname (na 1918), waar
schijnlijk met de invarslingers van Fechner (uit:
FA. Vening Meinesz, Observations de pendule
dans les Pays-Bas 1913-1921, Delft 1923)
Naar Bruins en naar het NCG-archief wordt,
als voor de hand liggende bronnen, alleen op
hoofdpunten verwezen. Anders dan bij Bruins,
wordt in het hiernavolgende geen aandacht
besteed aan de wetenschappelijke uitkomsten
van professor Vening Meinesz's werk. Het door
hem, uitgaande van het apparaat van Von
Sterneck, bedachte slingertoestel krijgt de
meeste aandacht.
Een revolutionaire ontwikkeling
Al dan niet naar aanleiding van het bezoek van
Haid aan Leiden in 1900 had rijkscommissie
voorzitter prof.dr. H.G. van de Sande
Bakhuyzen al enige tijd gecorrespondeerd met
zijn collega prof. F.R. Helmert, directeur van
het Centraal Bureau voor de Aardmeting te
Potsdam, en kon hij op de vergadering van
25 februari 1902 in het Zuid-Hollandsch
Koffiehuis in Den Haag een beschrijving
geven van het door Von Sterneck bedachte
slingertoestel:
"Op een metalen fundatieplaat is een console
gemonteerd, welke aan den bovenkant de
ondersteuningsvlakken draagt voor 4 slingers,
waarvan de slingervlakken twee aan twee
samenvallen, terwijl de twee aldus gevormde
vlakken loodrecht op elkander staan. Door
deze plaatsing van 4 slingers wordt het
mogelijk om de componenten te bepalen van
het medeslingeren van console en verdere
ondersteuning zowel in het slingervlak als
loodrecht daarop. De periode en de amplitude
voor ieder van de slingers wordt gevonden uit
de waarnemingen met een kijker met micro
meter van het lichtbeeld dat verkregen wordt
door het licht van een electrische vonk te laten
terugkaatsen door een spiegeltje, dat aan het
boveneinde van den slinger is bevestigd. De
vonk ontstaat met bepaalde tusschenpoozen
door stroomsluiting in een chronometer. Met
één kijker kunnen de lichtbeelden voor de 4
slingers gelijktijdig worden waargenomen.
Over de slingers heen komt een metalen klok
met glasvenster, opdat binnen die ruimte de
temperatuur gelijkmatig zal zijn. Bovendien
kan binnen die klok de lucht tot op 500 m.M.
kwik uitgeponrpt worden".
5 G.J. Bruins, "Professor dr.ir. F.A. Vening Meinesz; bij de herdenking van zijn 100' geboortejaar", Geodesia Ned. Geodetisch
Tijdschrift 29 (1987), p. 442-456
92