Daaraan was weinig toe te voegen, en nadat de voorzitter nog had medegedeeld dat Helmert te Potsdam de afnametest zou verzorgen, kreeg hij machtiging om bij instrumentmaker P. Stückrath te Berlijn/Friedenau een vier- slingertoestel naar Von Sterneck te bestellen. Bedenkend dat voor een gegeven slinger van onveranderlijk veronderstelde lengte de versnelling van de zwaartekracht op stations A en B omgekeerd evenredig is met het kwadraat van de slingerperiode (gA/gB TB2/TA2), was Von Sterneck in 1887 gekomen met een compact toestel voor de meting van relatieve waarden. Anders dan het reversie-apparaat van Defforges, dat, zoals opgemerkt, bedoeld was voor de meting van absolute waarden.6 In zijn eenvoudigste uitvoering had Von Sternecks toestel slechts één slinger, waarvan de periode visueel werd gemeten met behulp van een ook door hem ontworpen vernuftig 'coïncidentie- apparaat'. De vereiste hoge meetprecisie werd daarbij bereikt door toepassing van het nonius principe in tijd. Dit apparaat bedoelde Van de Sande Bakhuyzen toen hij het in februari 1902 had over een "kijker met micrometer" en "het licht van een elektrische vonk". De afmetingen en het gewicht van zijn toestel wist Von Sterneck te beperken door toepassing van halve-seconde-slingers met slechts 25 cm lengte. Om de invloed van onvoorspelbare lengteveranderingen van de slinger te beperken maakte Von Sterneck gebruik van meerdere (bijvoorbeeld drie of vier) gelijksoortige slingers, die hij achtereenvolgens in eenzelfde 'statief' hing; een omslachtige en tijdrovende bezigheid. Bij zijn latere uitvoeringen ging Von Sterneck temperatuursinvloeden te lijf door een thermometer op te nemen in een in de volle lengte doorboorde 'dummy-slinger' van hetzelfde type en met dezelfde samenstelling als de meetslinger(s). Zekerheidshalve en om ongewenste luchtstromingen en stof tegen te gaan werd bij gebruik het geheel afgedekt door een stolp met venster(s) voor de visuele waarneming van de coïncidenties. Het meer handzame Von Sterneck-apparaat bood met zijn kortere halve-seconde slinger(s), meer dan dat van Defforges, mogelijkheden voor regio nale of landelijke relatieve opnames van de zwaartekracht te velde. Het is niet duidelijk of het met het oog daarop zou worden aangeschaft, maar al in de volgende vergadering rezen er twijfels over de rol van de rijkscommissie bij het uitvoeren van een landsdekkende gravimetrische opname van Nederland en - ook dat kwam aan de orde - in de koloniën.7 Mogelijk mede als gevolg hiervan en van het al genoemde geharrewar over de uitvoering en de wetenschappelijke begeleiding van het project, ging de bestelling bij Stückrath pas in 1904 de deur uit. Het vier- slingertoestel werd nog in 1905, zoals afgesproken, ter beproeving te Potsdam afgele verd; een onmisbare contactchronometer, besteld bij P.D. Nardin te Locle in Zwitserland, kwam direct naar Leiden. De chronometer werkte perfect, maar over de staat waarin het Von Sterneck-apparaat vanuit Potsdam in Leiden aankwam was de commissie aanvanke lijk minder te spreken. In de vorm van roest- aanslag had het verblijf van het instrument in een vochtige kelder te Potsdam zijn sporen nagelaten.8 Experimenterend in het Geodesiegebouw te Delft, zowel met het absolute toestel van Defforges als met het relatieve van Von Sterneck en met in Nederland toegevoegde randapparatuur, moest Modderman bij de ijking van de locale klokken (Strasser Rohde, respectievelijk Nardin) zijn toevlucht nemen tot doorgangsmetingen van sterren met een aan de Technische Hogeschool toebeho rend universaalinstrument9, maar al spoedig werd voor de tijdsbepaling gedacht aan een directe telegrafische verbinding met Leiden. Door het overlijden van Modderman in 6 Voor het geodetisch gebruik van de reversieslinger in het algemeen zie: Covert Strang van Hees, "De reversieslinger, een keerpunt in de geschiedenis van de zwaartekrachtsmetingen", De Hollandse Cirkel 3 nr. 1 (maart 2001), p. 9-14 7 NCG, notulen 94e verg., 14/7-1902 8 Idem, 102' verg., 6/4-1906 9 De Technische Hogeschool werd in 1905 de opvolger van de Polytechnische School en het bedoelde universaalinstrument is waarschijnlijk dat van Herman Wanschaff (Techniek Museum Delft, coll. nr. 2000834; zie: L. Aardoom, "Rectificatie...", De Hollandse Cirkel 8 (2006), p. 47) 93

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

De Hollandse Cirkel (DHC) | 2007 | | pagina 11