KNMI voorjaren daarna het gravimetrisch basisstation van Nederland. De in Moddermans tijd geplande directe telegraaf- of telefoonlijn Leiden-Delft is waarschijnlijk niet meer tot stand gebracht. Bij het KNMI zou VM baanbrekend instru menteel slingeronderzoek doen en hij zou het in 1945 brengen tot hoofddirecteur. Bruins heeft het allemaal beschreven. Bood het KNMI een uitstekend platform voor laboratorium proeven, in het veld waar uiteindelijk het zwaartekrachtsnet van Nederland zou moeten worden gemeten, waren de omstandigheden anders. Daar traden grotere en minder goed controleerbare temperatuurs- en drukvariaties op en, evenals in Delft, was de ondergrond niet overal onwrikbaar. Met zijn vier, paars gewijze in één vlak bewegende slingers en ingebouwde thermometer, was Von Sternecks toestel op veldgebruik ontworpen, maar vereiste voor het gebruik onder Nederlandse 'polderomstandigheden' aanpassingen in techniek en meetstrategie. Het Defforges-reversieslingertoestel werd voornamelijk vanwege zijn onhandelbaarheid in het veld al in 1914 voor het dagelijks werk buiten gebruik gesteld. Een geniaal idee In De Bilt heeft VM "een gewijzigde methode uitgewerkt voor het bepalen van de invloed van het medeslingeren waarbij minder storing werd ondervonden van bodemtrillingen, hetgeen in het bijzonder van belang zou zijn bij waarnemingen op slappen bodem in het westen van ons land. Tevens werd de mogelijk heid onderzocht om door het doen slingeren van twee slingers in hetzelfde vlak, maar met tegengestelde phase, den invloed van bodem trillingen bij de waarnemingen te elimi neren".15 De invoering van het begrip 'fictieve slinger', met een beweging als de relatieve van de beide in één vlak bewegende slingers, was de kern van het proefschrift waarop VM, met prof. dr. J. Cardinaal (zuivere en toegepaste wiskunde en mechanica) als promotor, in maart 1915 bij de TH cum laude promoveerde.16 VM: "Het is gemakkelijk aan te tonen, dat door grondbewegingen veroorzaakte storingen in de slingertijd voor beide aldus slingerende slingers tegengesteld moeten zijn, zodat het gemiddelde der beide slingers ongestoord is. Dit werd door de waarnemingen volkomen bevestigd en aldus was de moeilijkheid op gelost".17 Het 'ei van Columbus', maar je moet er maar op komen! De invloed van temperatuurswisselingen werd aangepakt door vervanging van de vier van messing vervaardigde slingers (genummerd 88 t/m 91) in het Von Sterneck-apparaat door een stel van invar, een materiaal met minimale thermische uitzettingscoëfficiënt. Dat stel was al in 1913 bij M. Fechner, instrumentmaker van het Geodetisch Instituut te Potsdam 18 Afb. 4. Profdr. J. Cardinaal (1848-1922). Bij hem promoveerde ir. FA. Vening Meinesz in 1915 op de 'fictieve slinger' (coll. en foto Techniek Museum Delft) 15 Jaarverslag rijkscommissie 1913 16 F.A. Vening Meinesz, Bijdrage tot de theorie der slingerwaarnemingen, Amsterdam 1915 17 Vening Meinesz 1960 18 Fechner bracht (later?) ook een compleet vier-slingerapparaat op de markt (Anton Graf, deel V-a, "Gravimetrische Instrumente und Messmethoden" van Jordan/Eggert/Kneissls Handbuch der Vermessungskunde, Stuttgart 1967, p. 73)

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

De Hollandse Cirkel (DHC) | 2007 | | pagina 13