Maastricht over zijn ervaringen een voordracht had gehouden, prof.ir. F.K.Th, van Iterson 23 op de gedachte bracht een gedoken onderzee boot als meetplatform te benutten. Toch iets met een onderzeeboot? Twee jaar eerder had het Congres zich nog even beraden over een ludieke realistische herdenking van de eerste 'duikboot'vaart door de Nederlander Cornelis Drebbel, 300 jaar geleden.24 Overleg tussen commissievoorzitter Muller - hij was de in januari overleden Van de Sande Bakhuyzen opgevolgd - en ambtshalve commissielid kapitein-ter-zee J.L.M. Luymes (Chef Hydrografie) leidde ertoe dat VM van de Koninklijke Marine de gelegenheid kreeg met zijn apparatuur in juni 1923 vanuit Den Helder voor een korte tocht zee te kiezen. De bevin dingen waren dermate bemoedigend, dat een verzoek van de commissie aan de minister van Marine ertoe leidde dat VM al in september per onderzeeboot Hr. Ms. K II uit Den Helder via Suez naar Batavia kon vertrekken; met zijn Stückrath-toestel en door de chef-instrument maker L.L.M. van Rest van het KNMI gebouwde hulpapparatuur voor de fotografi sche registratie van de waarnemingen. De tijdens de waarneming continue fotografische registratie van de beweging van de vier slingers was een bijkomend nieuwtje; bij de eerdere metingen werden de vier slingers afzonderlijk visueel gevolgd met Von Sternecks coïnci dentie-apparaat. 'Onderzee' werd hiermee het echte waarnemen verplaatst naar het bureau van de onderzoeker 'thuis' en kwam dit aldus beter onder controle. Met in totaal 21 gemeten stations werd de eerste missie naar de Oost als zeer succesvol bestempeld. Wellicht was dit succes mede te danken aan VM's besluit om, gezien de mogelijke onberekenbare invloeden van magnetische velden aan boord van de onder zeeboot, de aan land gebruikte ijzerhoudende Fechner invarslingers te vervangen door de oorspronkelijke messing exemplaren nummers 88 t/m 91; dit welbewust van de grotere, maar redelijk controleerbare, temperatuursinvloeden op het gedrag van de laatste.25 Omdat het niet zeker was of de messing slingers voldoende tegen het mariene milieu bestand waren, gingen de invarslingers op die eerste expeditie zekerheidshalve als vervangers mee. VM zal weer voor de invarslingers hebben gekozen toen hij, ter internationale aansluiting van het Nederlandse zwaartekrachtsnet, in het voorjaar en de voorzomer van 1925 metingen deed in Cambridge (Engeland), Parijs, Ukkel (België) en Potsdam. Een nieuw statief Toen in de commissievergadering van 2 april 1925 de begroting voor dat jaar aan de orde kwam, meldde voorzitter Muller, dat de ingenieur Vening Meinesz "vol illusie [was] over voortzetting van zijne slingerwaarne mingen ter zee, maar dan wel met een verbe terd statief waarmede het mogelijk zal worden op de registreerende film de beelden te verkrijgen van de bewegingen voor twee ongestoorde slingers." Nieuwe slingers waren niet nodig, maar bij één van de bestaande (messing) slingers zou wel de "inrichting voor terugkaatsing der lichtstralen" gewijzigd moeten worden. Tegenvallers voorbehouden, zou het nieuwe 'statief' ongeveer 1.500,- gaan kosten.26 Inmiddels had de commissie zich al van de technische ondersteuning door het KNMI verzekerd. Na overleg met de hoofddirecteur (prof.dr. E. van Everdingen) en met de chef instrumentmaker L.L.M. van Rest had zij zich op 30 januari schriftelijk tot de verantwoorde lijke minister van Waterstaat gewend: "Bij onze Commissie is in ernstige overweging een slingertoestel te doen vervaardigen naar de denkbeelden van onzen Ingenieur Dr. F.A. Vening Meinesz, ter bepaling van de intensiteit 23 Frederik Karei Theodoor van Iterson (1877-1957) studeerde in Delft werktuigbouwkunde en was daar van 1910 tot 1913 hoog leraar Toegepaste wiskunde en mechanica. Bij de voordracht van Vening Meinesz was hij inmiddels directeur van de Staatsmijnen in Limburg. 24 J.H. Daams, Uit de geschiedenis van het NNGC (www.nngc.nl/geschiedenis) 25 F.A. Vening Meinesz, Gravity expeditions at sea 1923-1930. Vol. I. The expeditions, the computations and the results, Delft 1932, p. 15-16 26 NCG, notulen 133' verg., 2/4-1925 97

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

De Hollandse Cirkel (DHC) | 2007 | | pagina 15