lijk nummers 88, 89 en 90 die nog deel uitmaken van het slingertoestel. Zeer waarschijnlijk gaat het hier om het kistje waarin P. Stückrath deze slingers in 1905 leverde bij het Von Sterneck-statief waarmee de ingenieurs Modderman en Vening Meinesz, respectievelijk in 1906 en in 1910, met de experimenten begonnen. In het depot van het KNMI bevinden zich twee van zulke statieven, waarvan er één (objectnummer MO 196) is te identificeren met het in 1905 door Stückrath aan de rijkscommissie geleverde exemplaar; dit, meest overtuigend, aan de hand van een vergelijking van constructiekenmerken met die, vertoond op een foto van het Stückrath- toestel in de onderzeebootopstelling voor de reis met de K II in 1923.76 Het andere Von Sterneck-statief in het KNMI-depot (MO 197) heeft duidelijk van de foto afwijkende kenmerken. MO 197 lijkt 'volwassener' van uitvoering en verkeert zeker in een betere staat van conservering dan MO 196. Als, zoals hier wordt gesteld, MO 196 het oorspronkelijke Stückrath-statief van de rijkscommissie is, dan heeft het KNMI met het bewaren van dit minder fraai ogende exemplaar een waardevol stuk Nederlands geodetisch erfgoed behouden. De herkomst van MO 197, het statief dat - dan ten onrechte - als zijnde door Modderman en VM gebruikt, wordt gekoesterd, is niet duide lijk. Drie van de vier invarslingers (nrs. 9 t/m 12) die M. Fechner in 1915 leverde voor de meting met het Stückrath-toestel van het primaire zwaartekrachtsnet van Nederland 1913-1921gingen in 1929 in Samoa verloren bij de scheepsramp met het onder- zoeksvaartuig "Carnegie"; de verblijfplaats van het vierde, destijds overgebleven, exemplaar is onbekend. De verblijfplaats van de vier messing slingers (nrs. 10?, 11, 12 en 13), die de commissie in 1931 van de Nederlandsche Seinstoestellen Fabriek mocht afnemen ter compensatie voor het verlies in 1929 van de aan het Carnegie Instituut uitgeleende drie Fechner-invarslin- gers, is (nog) onbekend. Toen, omstreeks 1985, ter voorbereiding van een inventarisatie, het bezit aan oude instrumenten bij het KNMI werd doorgenomen, was daar nog een houten Afb. 13. Met anker en slinger markeerde de Koninklijke Marine begin 1938 het feit dat prof. Vening Meinesz in 1937 per onderzeeboot de 100.000 zeemijlen had volgemaakt (coll. en foto Techniek Museum Delft) kistje met slingers (drie 'normale' en één voorzien van een thermometer), dat later niet meer aanwezig bleek te zijn. Vermoedelijk waren dit de vier NSF-slingers, die thans (zomer 2007) niet meer zijn terug te vinden. Dit vermoeden stoelt op de overweging dat VM in 1930-1931 in zijn r/r/e-slingertoestel precies zo'n set kon gebruiken: drie slingers voor de eigenlijke metingen en een thermometer in een maatgevende omgeving om die metingen voor temperatuursinvloeden te kunnen corrigeren! Voor een bezichtiging, in het TMD-depot, van prof. Vening Meinesz's drie-slingertoestel kreeg ik medewerking en hulp van drs. Rob Korving, ing. Joop Gravesteijn en Sjaak Hauser. Bij mijn zoektocht naar sporen van het 'slingerwerk' door professor Vening Meinesz bij het KNMI nagelaten, verleende André van Londen mij toegang tot en hulp in het depot, in het bijzonder bij de identificatie van het Stückrath-statief. Wouter Jansen hielp mij op weg in de KNMI-bibliotheek en aan een foto. Frans Schroder hielp bij de raadpleging van het NCG-archief. Dr. Giel van Hooff (Stichting Historie der Techniek) hielp bij de illustratie, evenals Leni Verhoog (NCG). Dr.ir. Jan Deiman mailde mij zijn herinneringen aan geodetische slingerapparatuur zoals hij die, als conservator van het Utrechtse Universiteits museum in de jaren 1985-1995 bij het KNMI op bezoek, had aangetroffen. i' VI.Ll- OC EANEN I nr^yfTFFMÜ! :\DÊRZFËBOQTi 7® Vening Meinesz 1932, p. 13 Dankbetuigingen 108

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

De Hollandse Cirkel (DHC) | 2007 | | pagina 26