In Frankrijk verscheen in 1839 de eerste getij
tafel, Annuaire des Marées des Cötes de
France, gebaseerd op waarnemingen die waren
geïnitieerd door Pierre-Simone Laplace (1749-
1827). Dit was dus de tweede serie getijtafels
met nationale dekking. Het onderzoek dat
hiervoor benodigd was werd uitgevoerd door
ingenieurs, in tegenstelling tot de Admiralty
die daarvoor vlijtige en toegewijde amateurs
gebruikte. De vrede die in 1815 (bij het
Congres van Wenen en na de slag bij Waterloo,
toevoeging van mij, WvG) een eind maakte aan
de Brits-Franse oorlog maakte ook samenwer
king mogelijk waardoor in de Franse tafels ook
voorspellingen van vier Britse havens aan de
overkant van het Kanaal konden worden
opgenomen. Toen er in 1873 ook getijgegevens
voor de golf van Tongking (Indochina) aan
konden woiden toegevoegd op basis van onder
zoek in die Franse kolonie was daarmee de
eerste buitennationale (maar nog niet wereld
omvattende) verzameling van getijtafels een
feit.
In India en in Amerika bleek de synthetische
methode onbruikbaar voor het voorspellen van
de daar veel voorkomende gemengde (enkel
met dubbeldaagse) getijden Meer dan 40 jaar
bleef men tobben om met de empirische
synthetische methode toch een zekere mate van
betrouwbaarheid te bereiken. Tot in de vroege
1870er jaren de harmonische methode beschik
baar kwam. Met deze methode kan niet alleen
de complete vorm van de getijkromme vooruit
bepaald worden, maar het belangrijkste
voordeel zit hem in de mogelijkheid om alle
getijtypes te verwerken. De harmonische
methode leverde een doorbraak voor de
getijden van India, gevolgd door de VS en
vervolgens Australië. Aanvankelijk leverde
deze methode tot ieders verbazing geen goede
resultaten voor Europese wateren. Nadere
studie naar de getijden in San Fransisco,
Liverpool en Bombay (Mumbai) leverde
voldoende argumenten om de harmonische
methode ook te gebruiken voor de Admiralty
Tide Tables (ATT). De Hydrographer was daar
in 1876 aanvankelijk wel gevoelig voor, maar
kwam daar later op terug omdat hij vond dat de
bestaande tafels voldoende gegevens bevatten
voor de Britse havens.
Intussen ging in India het onderzoek verder en
bereikte een hoge mate van perfectie voor de
gehele kust van India. De leider van dit onder
zoek, George Darwin 1845-1912), benaderde
dezelfde Hydrographer opnieuw. Die bleef
koppig weigeren en verwierp elk "gepruts"
aan de ATT: "die functioneerden toch al vele
tientallen jaren tot volle tevredenheid?" En
heel cruciaal, hij weerlegde dat het de taak zou
zijn van de Admiralty om getijtafels te produ
ceren voor koloniale havens.
Er mocht dus geen financiële steun worden
verwacht voor verder onderzoek t.b.v. de Britse
havens. Gelukkig kon het Indiase gouverne
ment wel gelden beschikbaar stellen voor een
harmonisch getijde-onderzoekprogramma
afkomstig uit een groot geodetisch onderzoeks
programma. De resultaten daarvan bleven
daardoor beperkt tot binnenlands gebruik voor
havens aan de Indiase kust.
Canada had in de tweede helft van de 19e
eeuw te maken met diverse scheepsrampen in
de Golf van St. Lawrence. In de kielzog van
een conferentie in Washington werd in
Montreal een bijeenkomst gehouden van de
British Association for the Advancement of
Science in 1884. Een van de resultaten daarvan
was de vorming van een comité voor de
productie van Canadese getijtafels. Hierdoor
werd de Canadese regering aangezet om
gelden beschikbaar te stellen voor getij-onder
zoek. Als gelukkige bijkomstigheid bleek er
een vergeten lange serie getijwaarnemingen
beschikbaar te zijn waaruit via de harmonische
analyse een serie voorspellingen kon worden
gemaakt voor 1891. Nadat een ander probleem,
n.l. ijs in de getijmeters was opgelost door de
ontwikkeling van pneumatische getijmeters
konden weldra twee delen voorspellingen
worden geproduceerd, één voor de Atlantische
kust en één voor de westkust.
Intussen waren waren ook betrouwbare harmo
nische getij voorspellingen geproduceerd voor
diverse afzonderlijke koloniale havens zoals
Singapore, Hongkong en Zuid Afrika.
Australië liep trouwens voorop met waar
nemingen sinds 1822 in Hobart, waar ook
de eerste zelfregistrerende getijmeter was
120