Over het drie-slingertoestel van professor
F. A. Vening Meinesz:
dat het vraagstuk der slingerwaarnemingen op zee geacht kan worden definitief te zijn opgelost
prof.dr.ir. Leen Aardoom
Wat het geodetisch gebruik van de zwaarte
kracht betreft was Nederland geen gidsland.
Na in 1880 door de Internationale Vereniging
voor de Aardmeting - voorloper van de
Internationale Associatie voor Geodesie
(IAG/AIG) - te zijn aangespoord tot beraad
over het opnemen van zwaartekrachtsmetingen
in haar programma, ging de Rijkscommissie
voor Graadmeting en Waterpassing - verder
aangeduid als (rijks)commissie - pas in 1890
over tot de instelling van een subcommissie
"ter voorbereiding van de werkzaamheden voor
de bepaling van de lengte van den slinger".
Daarna werd het 1895 voordat deze subcom
missie beschikte over een door de Parijse
instrumentmaker B. Bianchi geleverd reversie-
slingerapparaat type Defforges. En toen er in
1900 wereldwijd al 400 stations gemeten
waren, zou het nog zes jaar duren voordat in
ons land daadwerkelijk aan slingeronderzoek
werd begonnen. Een onmisbaar precisie-
uurwerk werd pas in 1904 door de Glashütter
klokkenmakers Strasser Rohde geleverd.
Het geharrewar over wie in de commissie
leiding zou geven aan het slingerproject1 en
over wie voor het dagelijks werk zou worden
aangesteld2 heeft de start van het project ook
niet bevorderd. Er waren zelfs twijfels over de
rol van de commissie bij de zwaartekrachtsme
tingen. Twijfels zullen er ook achteraf zijn
gerezen over de aanschaf van het voor absolute
metingen bestemde logge apparaat van
Afb. 1. Prof.dr. FR. Helmert
(1843-1917), vanuil
Potsdam de gangmaker
van de Europese zwaarte
krachtsmetingen (van
www. gfz-potsdamde)
Defforges, vooral nadat een zekere Haid in
1900 in Leiden zijn opwachting had gemaakt
met een door de Oostenrijkse majoor R. von
Sterneck uitgevonden handzamer slingerappa
raat.3
Toen het slingerproject in 1906 uiteindelijk te
Leiden van start ging werd dr. HJ. Zwiers - als
ingenieur bij de rijkscommissie in dienst - met
het onderzoek belast. Van korte duur, want
Zwiers, tevens belast met het onderzoek naar
de schommeling van de aarde om haar as
(poolbeweging), werd nog datzelfde najaar
door de sterrenwacht met een functie van
observator weggelokt. De civiel-ingenieur
E.A.J.H. Modderman, die bij de driehoeksme
ting zijn kwaliteiten als "goed mathematicus"
had bewezen, had wel lust om met de slinger
proeven aan de slag te gaan en werd dadelijk
Zwiers' opvolger.4 Daarmee verhuisde de
slingerapparatuur echter wel van Leiden naar
het nieuwe Geodesiegebouw in Delft. Het ging
daarbij niet alleen om de Defforges-configu-
1 Voorzitter prof.dr. H.G. van de Sande Bakhuyzen had die taak in 1901 overgedragen aan prof.dr. J.A.C. Oudemans, die op zijn
beurt in 1903 dr. J.J.A. Muller bereid vond die van hem over te nemen.
2 L. Aardoom, "Dr. J.D. van der Plaats (1856-1916), geodeet langs de zijlijn", De Hollandse Cirkel 8 (2006), p. 104-110
3 Voorwoord commissievoorzitter JJ.A. Muller bij: F.A. Vening Meinesz, Observations de pendule dans les Pays-Bas, 7913-1927,
Delft 1923
4 Archief Nederlandse Commissie voor Geodesie (NCG), notulen 103' verg., 20/11-1906
01