markeren van veilige vaarroutes waren vuur
torens tevens van belang voor het chrono-
metrisch koppelen van lokale triangulatienetten.
In een immens groot eilandenrijk als Neder-
lands-Indië moest daarom eerst door hydro-
grafen een primair net aangebracht worden
voordat geodeten, geografische ingenieurs en
landmacht-topografen dit net verder konden
verfijnen. In eerste instantie werden voor dit
primaire net significant hoge bergen of, bij een
ankerplaats, de vlag op een fort gekozen, waar
mee de zogeheten halftrigonometrische kaarten
geconstrueerd werden. Door het chronometrisch
koppelen van de op eilanden gelegen primaire
punten werd heel Nederlands-Indië in kaart
gebracht. Alle geografische posities werden
daarbij, binnen de Koninklijke Marine verplicht
door een Zeeorder van 1826, gerelateerd aan de
Greenwich-nulmeridiaan.
Hierna zal ingegaan worden op de vraag hoe
met al dit meet- en rekenwerk de rijksgrenzen
tussen Nederlands-Indië en het toenmalige
Britse rijk ontstaan zijn.
De triangulatie van Brits-Indië
In de eerste helft van de negentiende eeuw werd
in Brits-Indië het grootste en door de terrein
gesteldheid ook ingewikkeldste triangulatienet
ter wereld gerealiseerd. Reeds in 1784
beschreef kolonel Thomas D. Pearse (1741-
1789) hoe hij, en met welke instrumenten en
welke berekeningen Madras - Fort William, het
hoofdkwartier van de Indian Survey - en
Calcutta, geografisch aan elkaar koppelde.
Pearse was op dat moment Commandant of the
Artillery and second in command of the Bengal
ArmyA
De Indian Survey kan gezien worden als de
aanloop naar wat de Britten vanaf 1802 vol trots
de Great Trigonometrical Survey (GTS)
noemden. De hoofdrolspelers hierin waren
achtereenvolgens de geodeten William Lambton
(1753-1823), George Everest (1790-1866) en
Andrew Scott Waugh 1810-1878). De GTS was
een immens groot en ambitieus project, dat
onderdeel was van het streven naar de wereld
heerschappij. Niet voor niets begint de lezens-
Afh. 4. De meetresultaten van de sterrenwacht
van Paramatta-Sydney. Deze studie werd door
de Royal Astronomical Society bekroond
(Dunlop en Riimker in 1829) en vormde de
basis voor de astronomische plaatsbepalingen
op het zuidelijk halfrond.
waardige studie van Matthew H. Edney met als
eerste hoofdstuk: "The ideologies and practices
of mapping and imperialism".5 Zonder hier nog
iets aan toe te voegen - de titel spreekt al voor
zich - zal 'afgedaald' worden naar de organisatie
van de triangulatiewerkzaamheden. Een
belangrijk internationaal vakblad waarin vanaf
het prille begin de meetdetails in vermeld
werden heet: Asiatick Researches or transactions
of the Society Instituted in Bengal. Een tweede
vakblad waarin de start van de wereldwijde
triangulatie terug te vinden is de Monatliche
Correspondenz zur beforderung der Erd- und
CATALOGUE
1385 STARS,
CHIEFLY IN THE SOUTHERN HEMISPHERE,
PREPARED FROM OBSERVATIONS MADE IN THE YEARS 1M1. 1»W. IMA IMA akd lilt,
THE OBSERVATORY AT PARAMATTA. NEW SOUTH WALES,
LIEUTENANT-GENERAL SIR THOMAS MAKDOUGALL BRISBANE,
THE COMPUTATIONS MADE, AND THE CATALOGUE CONHTRUCTED,
MR. WILLIAM RICHARDSON.
or THE EOTAL OMHVATOKT AT OEBEHWICR.
PRINTED BY ORDER OF THE LORDS COMMISSIONERS
OK THE ADMIRALTY.
LONDON:
PRINTED BY WILLIAM CLOWES AND SONS, 14. CHARING CROSS,
run ma majmtw btatiohery office
ACAD
UGD.BA'1^
BIBL.
4 T.D. Pearse, Astronomical observations in Fort William and between Madras and Calcutta. In Asiatick researches or transactions
of the Society Instituted in Bengal. (1784), p. 47-109
5 Matthew H. Edney, Mapping an Empire. The geographical construction of British India 1765-1843. (1997)
15