Column: de 93-jarige auteur Van Winter Sommigen vinden zich al heel jong te oud om een gedegen stuk te schrijven. Onzin! Voor jhr.prof.dr. Pieter Jan van Winter (1895-1990), van 1939-1965 hoogleraar in de geschiedenis in Groningen, gold dat zeker niet. "Zijn laatste publicatie, fris en enthousiast geschreven, dateert van 1988, het jaar waarin hij drieënnegentig werd. Hij moet een gelukkig man zijn geweest." Die informatie ontleen ik aan de digitale bibliotheek van de Nederlandse letteren. (Zijn levensbericht zelf staat op www.inghist.nl.) Dat laatste werk van Van Winter verdient in ons vakgebied meer aandacht. De titel? Hoger beroepsonderwijs avant-Ia-lettre. Bemoeiingen met de vorming van landmeters en ingenieurs bij de Nederlandse universiteiten van de 17e en 18e eeuw. Verhandelingen der Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen, Afdeling Letterkunde, Nieuwe Reeks XIII (Amsterdam 1988). NGT Geodesia en CaertThresoor wisten van het verschijnen kennelijk niks af en besteedden er geen aandacht aan. De Hollandse Cirkel was er nog niet. Toch was het niet zo dat Van Winter zich tot de wereld der historici beperkte: hij dankt vooraf ir. R. J. de Wit, oud-hoofdingenieur A van het Kadaster te Zwolle ("Ik bewaar zijn brieven als deel van mijn werkmateriaal en houd ze aldus hoog in ere.") H. Baudet was in 1992 in 'De lange weg naar de Technische Universiteit Delft' lovend: "Dat wij thans over de vroegste ingenieurs opleidingen in Nederland grondig zijn geïnformeerd, is te danken aan het in 1988 gepubli ceerde onderzoek van Van Winter, toen nog de absolute nestor onder de werkzame en publicerende Nederlandse, en wellicht ook niet-Nederlandse historici." En het is een subliem werk van 148 pagina's, zonder illustraties, maar met voorop het slappe kaft wel de titel illustratie van 'De Beknopte Landmeetkonst' van Mattheus van Nispen. Antiquarisch kocht ik het pas voor tien euro, maar bij verschijnen was het 65 gulden! De aankoop was nu nog inclusief een uitgeknipte boekbespreking uit een onbekende krant NRClmet de fraaie titel 'Voor half geld, maar wel in de senaatskamer'. Imponerend wat een archief- en literatuur bronnen doorVan Winter zijn benut. Hij behandelt het onderwijs in Leiden, Utrecht, Franeker en Groningen. Dat ook aan de laatstgenoemde universiteit landmeters werden opgeleid was intussen vergeten en bracht hij weer voor het voetlicht. "Ing. P.S. Teeling, de man van het 'Repertorium'van 1981, heeft omstreeks 1950 in het 'Orgaan van Technische Ambtenaren van het Kadasterover de Groningse Universiteit de staf gebroken met de knorrige ontkenning van mogelijke ontdekking van iets van belang en dat weerlegt Van Winter haarscherp. "De bronnen voor de geschiedenis van de landmeterij aan de Universiteit van Stad en Lande liggen zo voor de hand, dat ieder die ogen heeft om te zien en zijn blik zonder vooringenomen heid laat rondgaan, die gegevens ontdektzo start hij het hoofdstuk daarover. Voor de technische verzorging had de hoogbejaarde hulp van zijn oudste dochter Johanna Maria. Dat moet de jkvr.prof.dr. Johanna Maria van Winter (1927) zijn van wie ik in nummer 2007-3 signaleerde dat zij het begrip OAP uitvond. In elk geval weet ze alles van middeleeuws eten en verzorgt zij daar publicaties en lezingen over! Adri den Boer (59) P.mui Winter 44

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

De Hollandse Cirkel (DHC) | 2008 | | pagina 46