Engelse troepenevacuaties van Duinkerken en Bordeaux in het Kanaal, het gebied waar Vening Meinesz twee jaar daarvoor (in mei 1938) aan boord van diezelfde O 13 de kans had gekregen zijn met het oog op de Brownese effecten nader gemodificeerde apparaat te beproeven. Vanaf 7 juni gestationeerd te Dundee (Schotland), zou Hr.Ms. O 13 op 12 juni 1940 voor het eerst en laatst uitvaren, met de opdracht te patrouilleren bij de toegang tot het Skagerrak. Nadat volgens Duitse berichtgeving op 18 juni met succes jacht was gemaakt op een geallieerde onderzeeboot en een radiografische oproep uit Dundee aan de O 13 op 19 juni niet werd beantwoord, moest al spoedig worden aangenomen dat zij verloren was gegaan, met de gehele bemanning onder luitenant ter zee le klasse E.H. Vorster; tot de vermisten behoorde ook luitenant ter zee 2e klasse W.J. Snijder, ook aan boord van de O 13 toen Vening Meinesz in mei 1938 zijn korte reis door het Kanaal maakte. Verloren gegaan door de Duitse actie of, zoals later werd veronder steld, in een Duits mijnenveld ter hoogte van de Great Fisher Bank (56° 55' noord, 3° 40' oost). Meest waarschijnlijk is echter dat Hr.Ms. O 13 de mysterieuze onbekende onderzeeboot was die de Poolse onderzeeboot Wilk - eveneens te Dundee gestationeerd - in de nacht van 20 juni op 56° 50' noord, 3° 37' oost, dus niet ver (slechts 16 mijl) van de gegiste positie in het mijnenveld, bij kalme zee, maar slecht zicht opzettelijk ramde. Dit in de veronderstelling dat het om een Duitse boot ging, die op de korte afstand (ongeveer 300 meter) van toevallige nadering niet zo snel met andere middelen zou kunnen worden uitgeschakeld; 'kost wat het kost', desnoods - zoals ook het geval werd - met aanzienlijke schade aan het eigen schip. De laatste, maar nu fatale, aanvaring van de O 131 Hr.Ms. O 13 was de eerste Nederlandse onder zeeboot geweest die - het was eind mei onder de Franse kust - een 'ontmoeting' had met een vijandelijk schip (de Duitse onderzeeboot U 9 en nu tevens de eerste die in WO II verloren ging- In augustus 2005 heeft de Dienst der Hydrografie van de Koninklijke Marine met inzet van Hr.Ms. Snellius en Hr.Ms. Luymes en moderne middelen gezocht naar de spoorloos verdwenen O 13 en tevens naar de eveneens in die omgeving verdwenen Poolse onderzeeboot Orzel\ dit in een gezamenlijke actie met de Poolse marine, die in maart 2006, met haar Heweliusz, ook naar beide onderzeeboten zocht. Dat zich aan boord van de O 13 en de Orzel ook enkele Britten hadden bevonden en in het bedoelde zeegebied ook nog twee eigen Britse onderzeeboten onnaspeurbaar waren verdwenen, was voor de Britse Hydrografische Dienst mede aanleiding om HMS Echo naar de verongelukte onderzeeboten te laten zoeken, maar ook die speurtocht bleef zonder resultaat. O 16 In januari 1936 bij "De Schelde" te water gelaten, werd Hr.Ms. O 16 in oktober van dat jaar in dienst gesteld. De eerste reis van januari tot april 1937 van Den Helder via Horta, Bermuda en Norfolk naar Washington D.C. en terug via de Azoren en Lissabon, werd een gedenkwaardige. Niet alleen zozeer vanwege het gezelschap van Vening Meinesz en zijn instrumentarium, maar meer door de uitzon derlijk slechte weersomstandigheden, waarbij windkracht 11 werd gemeten en om veilig heidsredenen de route moest worden aange past. De beproevingen van de geleerde werden in Washington beloond met een bezoek, samen met de commandant C.J.W. van Waning (hij diende onder L.A.C.M. Doorman op de eerste 'slingerreis' in 1923), aan president Franklin D. Roosevelt, die zijn ontzag voor boot, beman ning en wetenschapper die, zonder escorte, de winterse elementen hadden getrotseerd en doorstaan en de Potomac waren opgevaren, niet onder stoelen of banken stak. Een tegen valler voor Vening Meinesz was dat door een aangepaste dienstregeling in verband met de Spaanse Burgeroorlog - de O 16 moest de Nederlandse koopvaardij beveiligende konvooidiensten verlenen - de metingen na Lissabon moesten worden beëindigd. Oudste officier aan boord was luitenant ter zee 2e klasse J.F. van Duim, die in 1938-'39 het commando zou voeren op de O 13, in mei 1940 Hr.Ms. O 21 veilig naar Engeland zou brengen en, als commandant van de Onderzee dienst, koningin Wilhelmina bij de onthulling 62

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

De Hollandse Cirkel (DHC) | 2008 | | pagina 20