bleven sommige bezittingen van kloosters in de Zuidelijke Nederlanden eigendom van deze kloosters! Het land- en edificiemetersberoep in het hertogdom Brabant tijdens de zeventiende en achttiende eeuw is de titel van de volgende bijdrage. Wij kennen in de Noordelijke Nederlanden dit beroep helemaal niet, en dit klopt, want de schrijver Luc Janssens is doctor in de geschiedenis en verbonden aan het Belgische Rijksarchief, en in de Zuidelijke Nederlanden bestond dit beroep wel.2 In feite is dit artikel veel meer bestemd voor een Belgisch lezerspubliek en het is dan ook onbegrijpelijk dat het is opgenomen in deze publicatie. Op zich is het een interessante studie, maar het levert op geen enkele wijze een bijdrage tot het beter begrijpen van het functioneren van de landmeters in het westelijk deel van Staats-Brabant, integendeel: voor lezers die niet thuis zijn in deze materie wekt het zelfs verwarring. Wanneer op p. 29 sprake is van "in eigen land", dan wordt daarmee België en niet Nederland bedoeld, en wanneer er op p. 27 sprake is van twee bestuursniveaus die een landmetersadmissie konden verlenen, dan is dit alleen van toepassing in Belgisch Brabant. In de Noordelijke Nederlanden kon alleen de in Den Haag gevestigde Raad van Brabant zo'n admissie verlenen. Ook in Brussel was een Raad van Brabant, maar die had geen enkele zeggingskracht in de Republiek. Ook overschat de auteur de betekenis van universitaire opleidingen voor landmeters in ons land, die was veel geringer dan hier gesuggereerd wordt (p. 27).3 De volgende bijdrage is van de gemeentearchi varis van Roosendaal, Jos Hopstaken, en getiteld: De familie Adan, c. 1700 - c. 1900; Zaakwaarnemers en landmeters. Volgens de schrijver is het vroeger geschetste beeld van de familie Adan niet geheel juist en is herziening wenselijk. Hij schrijft dat de bedoeling van zijn bijdrage tweeledig is. "Eerst om te laten zien dat deAdans veel meer waren dan enkel landmeters... en verder om het beeld van verval (dat destijds gesuggereerd werd) te nuanceren. Een interessante bijdrage. Hierna begint het belangrijkste deel: de studie van Martijn Storms. Na een korte inleiding bespreekt hij achtereenvolgens: 1. De plaats van de landmetersfamilie Adan in de Nederlandse cartografie, 2. Verschillende soorten kaarten, en 3. Het cartografisch oeuvre van deAdans. Vele goede kleurenfoto's verdui delijken de tekst. Het grootste deel van het boek wordt verder ingenomen door een cartobibliografie, p. 91-227. 1077 nummers worden beknopt beschreven. Bij het merendeel is ook een minuscule zwart-wit foto afgedrukt. Omdat hier met drie kolommen wordt gewerkt is de breedte maximaal 56 mm, de hoogte varieert. Men kan zich afvragen wat het nut is van deze kleine afbeeldingen; men krijgt een globale indruk, maar iets duidelijk herkennen is niet mogelijk, ook niet met een vergrootglas. Echter, het boek bevat ook een kleurenbijlage van 40 bladzijden met afbeeldingen van 63 kaarten van de diverse landmeters, een mooie aanvulling. Een register van aardrijkskundige en persoons namen plus een zakenregister completeren dit boek. De periode waarin de vier landmeters Adam werkten was tevens de periode waarin het landmetersschap veranderde van een vrij beroep, de geadmitteerde landmeter, naar de ambtelijke status van landmeter van het kadaster. Het was daarnaast de periode waarin de overgang te zien is tussen het gebruik van een veelheid van maateenheden naar het metrieke systeem. Dit laatste is goed te zien in de kaarten die bewaard zijn gebleven. Drie generaties Adan is een mooie, goed verzorgde uitgave geworden, maar het is en blijft vooral een cartografische publicatie. Vanuit landmeetkundig oogpunt valt er wel wat op aan te merken. We lezen van alles over de diverse kaarttypen, overeenkomst en verschil in stijl, het gebruik van mallen voor belettering 2 Een edificiemeter, soms ook edificiemeester, was iemand die inhouden en waarden van gebouwen bepaalde. Edificie (Fr.) gebouw. De land- en edificiemeter kwam veelvuldig voor in de Zuidelijke Nederlanden nu kent men in België de Meetkundige Schatter, een beroep dat wij ook niet kennen. 3 Zie hierover: H.C. Pouls - de landmeter van de Romeinse tot de Franse tijd, Alphen aan den Rijn 1997, p. 167-171 77

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

De Hollandse Cirkel (DHC) | 2008 | | pagina 35