een richtkijker op de alhidade en een controle kijker.2 Eenvoudige instrumenten zoals getoond op de eerste afbeelding zijn tot in de 20e eeuw in Frankrijk vervaardigd en in gebruik geweest. Nadeel van zo'n halve cirkel is dat bij hoeken groter dan 180 graden er speciale 'trucs' gebruikt moesten worden, een mogelijke foutenbron. Het is daarom voor ons onbegrijpelijk dat dit type daar zo lang in gebruik is gebleven. Cirkel van Don Waarom wordt hierboven nu gesteld dat de benaming halve Hollandse cirkel onjuist of zelfs onzinnig zou zijn? Wel, de benaming Hollandse cirkel is gegeven aan een specifiek type hoekmeetinstrument, en wel het instrument dat uitgevonden is door de Leidse landmeter Jan Pieterszoon Dou en door hem voor het eerst beschreven in 1612 in zijn 'Tractaet vant maken en Gebruycken eens nieu gheorddonneerden Mathematischen Instruments'. Beknopt is de Hollandse cirkel al eens beschreven in het aller eerste nummer van dit tijdschrift, mei 1999. Een uitvoerige behandeling is te vinden in mijn bij de Nederlandse Commissie voor Geodesie in 2004 verschenen publicatie.3 Conclusie: een meetinstrument dat niet overeenkomt met het door Dou beschreven instrument is dus geen Hollandse cirkel en dat is hier het geval. Verderop in de tekst komen we nog terug op de specifieke eigenschappen van de Hollandse cirkel, maar het is wellicht wel interessant om beknopt in te gaan op de ontwikkeling van landmeetkundige instrumenten vanaf de 15e/l 6e eeuw; hierbij ligt het accent vooral op de ontwikkelingen in ons land. Ontwikkeling instrumenten Het instrumentarium van de middeleeuwse landmeter was eenvoudig. Het meeste werk van de landmeters had te maken met grondbezit. Zowel bij toedeling als opmeting kon met eenvoudige meetkundige figuren gewerkt worden, zoals driehoeken, rechthoeken en Afb. 4. Winkelkruis of meet kruis trapezia. Het belangrijkste instrument was destijds het winkelkruis of meetkruis, dit was een ronde of vierkante plaat van hout, ijzer of messing met vier kruiselings geplaatste pinnen of vizieren (afb. 4). Met dit instrument kon men in het veld loodlijnen oprichten of voetpunten van loodlijnen bepalen. Afstanden werden afgepast of gemeten met een meetkoord, vanaf de eerste helft van de 16e eeuw kwam de meetketting in gebruik en daarmede kon het meeste werk gedaan worden. In de loop van de 16e eeuw zien we dat geografen, zoals Jacob van Deventer, maar ook sommige landmeters, grotere gebieden gaan opmeten en karteren en daarvoor hoekmeet- instrumenten gaan gebruiken. Dit is mede te danken aan de in diverse talen verschenen publicaties van Gemma Frisius, waarin de eerste principes van de driehoeksmeting besproken werden.4 Het is te begrijpen dat in een zeevaartkundige natie zoals ons land landmeters hierbij het door zeevaarders gebruikte kompas zijn gaan gebruiken. Een probleem bij het gebruik van het kompas is de magnetische miswijzing of declinatie, dat 2 Dit instrument behoorde bij de collectie van de helaas opgeheven faculteit der Geodesie in Delft en zal nu waarschijnlijk aanwezig zijn in het depot van het Techniek Museum Delft. 3 H.C. Pouls, De landmeter Jan Pieterszoon Dou en de Hollandse Cirkel, NCG 41Delft 2004 4 Gemma Frisius, Een nuttig en profijtelijk boekje voor alle geografen. Met een inleiding en nabeschouwing door H.C. Pouls, NCG 37, Delft 1999 114

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

De Hollandse Cirkel (DHC) | 2008 | | pagina 36