bij Jan Bouwensz verschenen: 'Practijck des Lantmetens' en 'Van het ghebruyck der Geometrische instrumenten'. De Leidenaar Jan Pietersz. Dou (1573-1635) kreeg in 1597 zijn landmetersadmissie van het Hof van Holland. De in Friesland geboren Johan Sems (1572- 1635) heeft enige tijd in Leiden gewoond, maar keerde in 1599 terug naar Leeuwarden. In 1602 werd hij aangesteld tot provinciaal landmeter in Friesland; of hij voor die tijd al een landme tersadmissie had is niet duidelijk, gegevens daarover zijn niet gevonden, alhoewel op de titelpagina van de Leidse uitgave staat dat hij "geadmitteert Lantmeter by den Hove van Vrieslandt" zou zijn! Opmerkelijk is dat Dou pas kort zelfstandig als landmeter mocht optreden en Sems waarschijnlijk nog geen admissie had. Toch meenden zij voldoende kennis te hebben om samen twee landmeetkun- deboeken te schrijven! Gebrek aan zelfver trouwen hadden ze zeker niet! In het eerste boek wordt beschreven "...met wat gereetschap een Land-meter behoort voorsien te wesen...". Genoemd worden "een Rechtkruis, 't welck sommighe noemen een Winckelkruis, een keten van vijf roeden lanck... en een perfect quadrant, 'twelck wy hier naer sullen beschryven." Het boek bevat een uitslaande plaat met een tekening van dit Ir g SirSgespBÊ Afb. 8. Tekening van een kwadrant. Uit: Sems en Dou, Practijck des Lantmetens, 1600 quadrant, 15x15 cm, zie afb. 8. Wel genoemd maar niet getekend is de draaibare vizierliniaal die in de rechterbovenhoek wordt bevestigd. Eigenlijk is dit instrument het astronomische geometrisch kwadraat of meetkundig vierkant met een kleine aanvulling, namelijk een ingebouwd kompas. In het tweede boek gaan de schrijvers wat uitvoeriger in op het gebruik. Besproken worden de directe en indirecte meting van afstanden, hoogten en diepten. Het is de bekende stof zoals die al van oudsher in de geometrieboeken behandeld wordt. Het nadeel van dit kwadrant is dat slechts hoeken tot maximaal 90 graden gemeten kunnen worden. Bij grotere hoeken, zoals bij veelhoeksmetingen en rondmetingen, moesten allerlei 'trucjes' bedacht worden en hieruit blijkt wel de onervarenheid van de twee schrijvers, want er waren toen al cirkelvormige instrumenten bekend en in gebruik. Er zijn later in Amsterdam diverse herdrukken van hun boeken verschenen, maar de schrijvers hebben het niet nodig gevonden aanvullingen of verbeteringen aan te brengen. De eerste Hollandse cirkel Dou was sedert zijn admissie in 1597 een bekend landmeter geworden. Hij was landmeter van de stad Leiden, mocht vanaf 1605 binnen het hoogheemraadschap Rijnland werken. Hij voerde diverse opdrachten voor Prins Maurits uit en raakte vanaf 1608, samen met andere landmeters, betrokken bij de grote droogmakerij van de Beemster. Geleidelijk aan bleek dat de instrumenten die hij gebruikte niet voldeden. Daarom bedacht hij een nieuw instrument, dat hij bij de Leidse instrument maker Jan David liet maken. De belangstelling van andere landmeters was zó groot dat hij besloot hierover een tractaat te schrijven en dit in druk uit te geven. Zo verscheen in 1612 bij Jan Bouwensz in Leiden een 'Tractaet vant maken ende Gebruycken eens nieu gheordon- neerden Mathematischen Instruments'. Het geschrift bevat een tekening van dit instrument en we lezen dat het "soo groot (is) als dit afghedruckte exemplaer (afb. 9). We zien een cirkelvormige rand met daarbinnen uitspa ringen, waardoor er een kruisvorm overblijft. Op het einde van het kruis staan vier vizieren (A, B, C en D) en in het midden is een vu* Ri ucn j 117

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

De Hollandse Cirkel (DHC) | 2008 | | pagina 39