Heijligers, de baljuw van het omringende Land
van Altena, ook plaatselijk directeur van de
posterijen en, evenals Kareis vader, medicus van
beroep. Roelof werd Kareis vriendje, met wie
hij veel op jacht ging en die later zou trouwen
met zijn zusje Aglaé. Tussen de Machens en de
familie Heijligers groeide een hechte band en
toen na het overlijden van de baljuw in 1812 de
Machens diens kapitale woonhuis met annexen
aan de Kerkstraat (tegenwoordig nummer 27)15
in Woudrichem overnamen, bleef Roelof, zijn
tweede zoon, er wonen, een omstandigheid die
diens latere huwelijk met Aglaé in de hand zal
hebben gewerkt.
Vader Machen - levend van de opbrengst van
zijn geïnvesteerde kapitaal - waagde zich niet
meer naar Frankrijk, maar zijn vrouw ging er
bij herhaling heen om plaatselijke zaken af te
handelen en (goud)geld mee naar Holland te
smokkelen. Zij zal er ook voor hebben gezorgd
dat Karei najaar 1810 bij een oom in Picardië
in de leer mocht komen om zich te bekwamen
in de scheikunde en zich voor te bereiden op
het beroep van apotheker. Even zag de
ambitieuze Karei zich al in het uniform van
veldapotheker met Napoleon tegen Rusland
optrekken, maar zijn antirevolutionaire ouders
waren daar op tegen en riepen hem tijdig terug
naar Woudrichem. In het voetspoor van zijn
broer Constant - intussen assistent-verificateur
bij de douane te Amsterdam - moest Karei zich
als surnumerair (boven de formatie aangesteld)
op het 'Bureau der Navigatie' aldaar ook maar
in die richting begeven. Na twee jaar studie zou
hij in aanmerking komen voor een functie bij
de 'Generale Administratie' op Terschelling,
een vooruitzicht dat hem - inmiddels gewend
aan het Amsterdamse stadsleven onder Frans
bestuur - niet aansprak.
Enige maanden na zijn terugkeer in
Woudrichem kwam de bevrijding. Die ging
gepaard met wederzijdse beschietingen op,
respectievelijk vanuit het door de Fransen in
verband met hun ordelijke aftocht tot begin
1814 als egelstelling verdedigde Gorkum. Hun
onvervalste Duits mocht de Machens niet
Afb. 4. Charlemagne (Karei) Eduard Christoph
Machen, 1794-1881 (van: www.stamboom-
onderzoek. com/marius)
baten; de zonen van de uit Frankrijk afkom
stige vreemdelingen, die zich in dienst van het
Franse bestuursapparaat hadden gesteld, waren
in de ogen van oranjegezinde Hollanders en
hun Pruisische bevrijders collaborateurs en
werden voor enige tijd op Loevestein geïnter
neerd, en de jonge Roelof Heijligers met hen.
Een door vader Machen op prins 'Willem VI'
gedaan beroep had hun vrijlating tot gevolg.
Werk- en doelloos thuiszitten van volwassen of
opgroeiende zoons was echter ook niet alles en
daarom was Machen in 1816 blij met het advies
van de met hem bevriende waterstaatsingenieur
P. van Diggelen: laat de jongens wiskundige
kennis en vaardigheid opdoen, opdat zij een
baan als landmeter kunnen vinden bij het
Kadaster of bij de Waterstaat. Met een
Hollandse admissie - naar eigen zeggen
gedateerd 3 april 1800 - was Pieter van
Diggelen (geb. 1784) zelf als landmeter bij de
Nationale Domeinen begonnen. Hij wist dus
15 in 1832 had "de weduwe J.B. Machen" daar, en om de hoek
sectie C, nr. 96 t/m 98) op haar naam staan.
n de Vissersdijk, een huis en erf, tuin en koetshuis (kadastraal:
135