verrassing zijn geweest, maar in het veld
maakten de stilvallende natuur en de zichtbaar
heid van sterren diepe indruk op hem. Met de
kadastrering van Ridderkerk, IJsselmonde,
Katendrecht en Charlois onder Rotterdam
eindigde in 1828 voorlopig zijn avontuurlijk
landmeetkundig werk.
Na in de voorafgaande twaalf jaar met talloze
burgemeesters te hebben onderhandeld, hetzij
voor de aanwijzing van de gemeentegrens (de
delimitatie) of voor de bij legging van geschillen,
wachtte hem - evenals de meeste van zijn colle
ga's bij het Kadaster - een werkloos bestaan, met
voor hem incidenteel een kleine, weinig lucra
tieve, opdracht en vooral meer tijd had voor de
jacht. Tot de Belgische opstand en de Tien
daagse Veldtocht van augustus 1831Toen deed
de inventieve in Frankrijk opgeleide ingenieur
Antoine Lipkens (geb. 1782) een beroep op
Karei E. Machen en diens broer L. Constant om
met spoed de door hem ontworpen optische
telegraaflijn 's-Gravenhage-Breda-'s-Hertogen-
bosch te verkennen en uit te zetten; ook in die
tijd werd communicatie al onmisbaar geacht bij
militaire operaties. Lipkens, geschoold in de
landmeetkunde, was in Luxemburg ingenieur
verificateur bij het Kadaster geweest, in 1826
koninkrijksbreed hoofdingenieur bij de dienst
geworden en in 1830, als adviseur inzake de
octrooien, van Brussel naar Den Haag uitge
weken. Daar had hij een optisch communicatie
systeem bedacht, dat nu met spoed moest
worden geïmplementeerd.18 Naar Lipkens'
ontwerp bouwde Kareis timmerman in
Schipluiden, die ook "niet de domste" was, in
de haast een prototype van het telegraaftoestel,
waarmee de gebroeders Machen, na goedkeu
ring door Lipkens, dadelijk op pad konden om
de onderlinge zichtbaarheid van opstelpunten op
torens te verkennen en plaatselijke aannemers
aanwijzingen voor de installatie te geven;
aanwijzingen waarbij de afbraak van bestaande
torenspitsen (veelal centrale driehoekspunten
van het Kadaster) zoveel mogelijk moest
worden voorkomen. De verkenning - de
Machens verdienden hiermee elk f. 6,-/dag -
ging via Delft, Overschie, Barendrecht,
Puttershoek, Willemdorp en Ter Heijde naar
Breda, waar Constant wegens ziekte moest
afhaken en Karei de lijn naar Oosterhout, Loon
op Zand, Helvoirt, Sprang, Waalwijk en verder
moest doortrekken; alles binnen één a twee
weken! Tegen f. 3,-/dag hielden Karei en
Constant, bijgestaan door telegrafisten, er een
baantje als seinmeester aan over; Karei in het
nabij Schipluiden gelegen Delft, Constant in
Den Haag. Onder gunstige weersomstandig
heden kwam een bericht van Den Haag naar het
zuiden of andersom in enkele minuten over, een
prestatie die in die tijd evenveel indruk moet
hebben gemaakt als de ontwikkeling van de
(mobiele) telefonie en het e-mailverkeer in de
twintigste eeuw.
De optische telegraaf bleef in gebruik tot het
einde van de vijandelijkheden in 1839, maar
inmiddels hadden Karei en Constant per
1 augustus 1834, met behoud van rang, voor de
bijhouding van het Kadaster nieuwe aanstel
lingen op zak.19 Die aanstellingen hadden
plaats in het kader van een grondige reorgani
satie van het Kadaster, dat moest omschakelen
van opbouw naar bijhouding, een operatie
waarbij het aantal landmeters van 85 naar 36
werd teruggebracht. Karei werd daarbij, met
drie collega's, op f. 500,-jaartraktement
landmeter bij de velddienst in het rayon Zuid-
Holland, aanvankelijk bij de Bewaring der
Hypotheken te Rotterdam, later in Den Haag.
Nu echt als 'arpenteur' voelde hij zich niet op
zijn plaats en onrechtvaardig behandeld.
Verademend, in de naar zijn smaak weinig
inspirerende tijd bij de velddienst, waren
metingen voor de droogmaking van de diepe
Zuidpias bij Nieuwerkerk a/d IJssel, die in de
periode 1828-1839 haar beslag kreeg.20
In 1847 ging landmeter K.E. Machen om
gezondheidsredenen met vervroegd pensioen;
18 R. Korving en B. van der Herten, Een tijding met de snelheid des bliksems. De optische telegraaf in de Nederlanden (1800-
1850), Leuven en Alphen a/d Rijn 1997. Zie ook: Rob Korving, "Het telegraaftoestel van Antoine Lipkens, een reuzenstap in de
telecommunicatie", Delft Integraal 98.2, p. 26-29
19 Koninklijk Besluit 9 juli 1834 no. 52
2(9 Hierover bij. Toon Bosch, Om de macht over het water, Zaltbommel 2000, p. 169-170
137