De onrechtvaardige landmeter (4)
Het Tijdschrift voor Kadaster en
Landmeetkunde was een van de pioniers op het
gebied van de Nederlandse geschiedschrijving
van de landmeetkunde. Maar een goede tweede
was het Orgaan der Vereniging van Technische
Ambtenaren van het Kadaster. Na Wereld
oorlog II hebben haar voorzitter W. Koopmans
en P.S. Teeling vele jaren bijdragen inzake de
historie van de landmeetkunde in dat tijdschrift
gepubliceerd.
In het tweede nummer van jaargang 1949
schrijft Teeling in een artikelen-serie "Oud-
Nederlandse Landmeters II" een hoofdstukje
"De landmeter in de sage". Uit dit hoofdstukje
het volgende citaat van dr J. Naarding over de
marken van Drenthe: Als vurige spoken,
"gleunde kaerels" dwalen ze (de valsche
landmeters) bij nacht en ontij langs de door
hen getrokken rechte lijnen, op een hoorn
blazend: "Ikgao recht oet" of angstig roepend:
"liêk, liêk". Teeling schrijft al in 1949 dat deze
Drentse spokende landmeters niet de enigen
waren die destijds bekend waren. Hij citeert
N. Westendorp, die al in een verhandeling van
1830 meldt van "die met gloyende ketens, des
nachts in den omtrek van Farmsum
verschijnen, welke men valsche landmeters
noemt Nu is het op zich wat vreemd dat
Westendorp ook op de Groninger klei nabij
Delfzijl en met een andere landbouwcultuur
'gloyende landmeters' waarneemt. Dat zou
kunnen omdat Westendorp in Farmsum werd
geboren en mogelijk daar toch het verhaal
heeft opgedaan. Westendorp noemt ook de
verschijningen in 'Peise, Roon en Norg' van
vurige mannen, bezig land te meten. Zij maken
veel geruis met de kettingen die zij voort
sleepten en roepen gedurig 'lijk, lijk, lijk' of
ook wel 'Hek, liek'. Dr Wiersum bevestigt dat
de straf voor een niet-integere landmeter na
zijn dood bestond uit de herhaling van de
frauduleuze meting door het gebruik van een
gloeiende meetband; dit om hun nu al in te
scherpen zich te houden aan de eerder
afgelegde eed. Teeling schrijft dat ook
Duitsland die valse landmeters kent en noemt
daarbij ook de gebroeders Grimm. In het boek
'Deutsche Sagen' van Jacob en Wilhelm
Grimm is in sage nummer 284 met als titel
'Der feurige Mann' over 'Die verwünschten
Landmesser' het volgende te lezen: "Die
Irrwische, welke nachts an den Ufern und
Feldrainen hin und her streijen, sollen ehdem
Landmesser gewesen sein und die Marken
trüglich gemessen haben. Darum sind sie
verdammt, nach ihrem Leben umzugehen und
die Grenzen zu hiiten De inhoud van die
Duitse sage wordt ook bevestigd door de
schrijver-verzamelaar Albert Emelius op
bladzijde 50 in zijn werkje 'Lieder- und
Commersbuch'. In dit boekje is 'Die Sage Vom
pflichtvergissenem Geometer' beschreven.
Maar naast niet-integere landmeters waren er
ook landeigenaren-boeren die het niet zo nauw
namen met het respect voor andermans eigen
dommen. Van hen wordt in sagen verteld dat
zij na hun heengaan tot taak hadden ten
eeuwigen dage de ligging van grensteenen te
inspecteren, zodat zij als 'Feurige Manner'
rondtrokken om die markestenen te bewaken.
Dat zij hun taak serieus opvatten, blijkt wel uit
het citaat over een dergelijke 'Feuermann': "Er
hielt seine Strasze von einem Markestein zum
andern (zijn weg voerde van de ene marke
steen naar de volgende). Ook het lied van
Holty, 'Der alte Bauer an seinen Sohn',
vertaald door Tollens "als een ploeg van vuur,
een man van vuur, die over d'akkers brandt",
verhaalt over een buurman die al ploegende
een strook grond steelt. In deze Duitse sagen
naast "pflichtvergissenem Geometer ook hier
een grenssteenverlegger die als een man van
vuur 's nachts na zijn dood met een ploeg van
vuur opnieuw het land moet ploegen. In de
boekbeoordeling van jaargang III van het
Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde
wordt op bladzijde 109 het boekje 'Lieder- und
Commersbuch für Deutsche Geometer' beoor
deeld. Wij citeren daarvan onder andere: 'Die
Sage vom pflichtvergessenem Geometer'.
Henk Holsbrink
Landmeters in sagen