maar niet door alleen Fransen. In 1869 volgde
daarom een uitnodiging voor een internationale
meterconferentie. Door oorlogen werd pas in
1872 een Comité Permanent met het toezicht
belast. De Nederlander Johannes Bosscha werd
er secretaris van. Hij vond als liberaal een
monopolistisch internationaal bureau
overbodig. De precisie leek hem ook in de
wetenschappen buiten de geodesie niet nodig
en voor de handel al helemaal niet. Zijn Franse
vriend en wetenschapper Morin ergerde zich
ook aan de vooral Duitse precisie-eisen en zag
zo'n bureau als 'een kleine republiek waar men
betaald wordt om niets te doen'. Er kwam
echter een diplomatieke conferentie en toen
hield alleen Nederland dankzij adviezen van
Bosscha voet bij stuk: de gezant tekende niet.
In Parijs volgde een Bureau en geruzie over de
nieuwe platina-iridium meter. Het duurde tot
Morin in 1880 overleed. Nederland bestelde
toen geen kopie van die internationale meter,
maar een kopie van de afgekeurde Franse
standaard. Bosscha bracht die standaard naar
de Polytechnische School in Delft, 'waarvan
hij toevallig directeur was', in plaats van naar
de Akademie van Wetenschappen in Amster
dam. Voorzitter Donders daarvan was woest,
bewees de historische rechten van de Akade
mie en vond Bosscha als lid daarvan disloyaal.
En toen het Bureau de internationale meter
klaar had wilde Nederland geen vergelijking
daarmee: Bosscha vond de Nederlandse meter
beter! 'Wat bezielde Bosscha? Deels was het
misplaatste loyaliteit aan Franse wetenschap
pers; in zijn rapport noemt hij hun overlijden
wél en dat van zijn eigen Stamkart niet eens.
Vooral spiegelde hij Delft aan het Conser
vatoire national des arts et métiers te Parijs. De
Akademie besloot een week na het overlijden
van Bosscha in 1911 de meterconventie wel te
ondertekenen, al zou het feitelijk pas in 1929
gebeuren. Het waren grote mannen met grote
ego's', zo besloot Van Lunteren, die ook de
onverschilligheid van de regering laakte.
Dienst der Hydrografie
Na de lunch waren er een introductiefilm en
enkele voordrachten over de Dienst der
Hydrografie, gastheer en participant in de
stichting De Hollandse Cirkel. Ir. Leendert
Drost, afdelingshoofd Geodesie en Getijden,
gaf vier voorbeelden van hun werk. Een
onbemand vaartuig om stukken zee mijnenvrij
te krijgen vergde optimale GPS-plaatsbepaling.
Als tweede werd het bathymetrische
opnemingsbeleid in kaart gebracht, met aparte
kleurtjes voor scheepvaartroutes en ondiepe
gebieden. Zijn derde onderwerp, de overgang
van 2006 van het nationale GLLWS
(Gemiddeld Laag Laagwater Spring) naar het
internationale laagste astronomisch getij (LAT)
Afb. 3. Profdr. F.H. van Lunteren, na zijn
lezing ook donateur Afb. 4. KLtZ Jan Appelman
128