9 9, 9 i
V 3
<3 S s
le-
Afb. 1. Het complex aan de Delftse Kanaalweg
rond 1990; in 2008 zouden het MD-gebouw en
de tussenbouw tegen de vlakte gaan foto MD)
naar het ITC. Per 1 september 1956 trad ik in
dienst.
Enkele maanden daarvoor was het nieuwe ITC-
gebouw feestelijk geopend. Met Schermerhorn
als bouwheer was een nieuw complex gereali
seerd, waarbij het ITC-deel aanleunde tegen
het gebouw voor Geodesie, en aan de andere
zijde aansloot aan het deel bestemd voor
KLM-Aerocarto, dat op zijn beurt aanleunde
tegen dat van de Meetkundige Dienst van de
Rijkswaterstaat (verder te noemen MD). De
esthetische vormgeving was volgens de laatste
mode: wanden met verticale latjes, deurruitjes
met verticale gezandstraalde strookjes. En, niet
te vergeten, een kantine met een heerlijk
uitzicht!
Eerste activiteiten
Na een korte periode van kennismaking kreeg
ik mijn eerste probleem voorgelegd. Het ITC
nam samen met de afdeling Geodesie van de
Technische Hogeschool Delft en de MD deel
aan onderzoeken van de "Organisation
Européenne des Études Photogrammetriques
Experimentales", verder te noemen OEEPE. In
f A i
l
Afb. 2. Schrijfwijze cijfers
dit kader werd een onderzoek uitgevoerd door
metingen te verrichten op kopieën van dezelfde
luchtopnamen met diverse fotogrammetrische
stereo-instrumenten bij de deelnemers. Deze
kwamen redelijk uit de bus, behalve die van
Delft, die onbegrijpelijk grote afwijkingen
vertoonden ten opzichte van alle andere
deelnemers. Met ondersteuning van ing.
H. Bijlsma van de MD, een bekwaam rekenaar,
ging ik aan de slag. Dat onderzoek leidde tot
de volgende conclusies. De instrumenten
waarop de metingen verricht waren hadden nog
geen automatische registratie: alle meet
resultaten werden door de waarnemers met
potlood op geruit papier opgeschreven.
Allereerst constateerden wij dat het uitmeten
van een stereopaar veelal verdeeld was geweest
over meer dan één waarnemer. Bekend is dat
waarnemers onderling individueel bepaalde
systematische verschillen vertonen bij de
aanmeting van een punt. Door de meet
resultaten strikt per waarnemer te verwerken
viel veel van de interne rammeling weg.
Voorts bleek de Nederlandse wijze waarop
getallen worden benoemd, waarbij de cijfers van
getallen soms teruglopend worden aangegeven,
een bron van cijferverwisseling: zo wordt
bijvoorbeeld 251, gelezen als tweehonderd-één
envijftig, vaak genoteerd als 2-1-5!
Verder geeft de in Nederland gebruikelijke
schrijfwijze van enkele cijfers bij vlotte notatie
gemakkelijk aanleiding tot onjuiste inter
pretatie. Neem bijvoorbeeld het cijfer 9. Wij
hebben geleerd een nulachtig cirkeltje te
tekenen (zie afb. 2a) met daaraan vast een
staart (zie afb. 2b). Snel noteren leidt
gemakkelijk tot een open vorm (zie 2c) die
praktisch identiek is aan een met vlag
geschreven 7 (zie 2d), en soms bedrieglijk veel
lijkt op een 4 (zie 2e)! Waarom schrijven wij
de 9 niet vlotjes als bij afb. 2f? Een ander
voorbeeld is de Nederlandse 8 (afb. 2g en 2h):
vlot geschreven ligt verwarring met een 5 (afb.
2i) voor de hand. Èen schrijfwijze zoals o.m. in
Duitland gebruikelijk is (afb. 2k) is zeker
verkieslijk, omdat de 8 ook bij slordig noteren
herkenbaar blijft (afb. 21)
Samen met Bijlsma werd een 'rekenfabriekje'
opgezet, waarbij diverse rekenaars volgens een
vast schema alles per waarnemer opnieuw
doornamen. Het verliep voorspoedig, want nu
14