(1511). De windroos (inclusief de antieke namen) duikt weer op in discussies over de ideale stadsvorm, die gezocht werd in radiaal- symmetrisch geometrische vormen. Ook het opkomend gebruik van geschut stimuleerde de belangstelling voor veelhoekige en stervormige vestingpatronen, maar de verhandelingen die tijdens een onderzoek gevonden zijn, betreffen steeds het ontwerp van de stad (onder andere Milaan, Sforzinda, 1460). De onduidelijkheid over de praktische uitvoering blijft. In dit verband moet de kaart van de Italiaanse stad Imola genoemd worden, die door Leonardo da Vinei gemaakt is (1503). Het kaartbeeld wordt begrensd door de abstractie van een windroos in de vorm van de omgeschreven cirkel, met daarop aangegeven twee en dertig streken, verdeeld over acht sectoren. De kaart duikt, als enige in zijn soort, in een aantal studies op die wel benadrukken dat de windroos een rol gespeeld heeft bij de opmeting en kaartering, maar niet eenduidig aangeven welke en hoe. Tussen de oudheid en de Renaissance liggen ook voor de landmeetkunde kennelijk de duistere Middeleeuwen, waarvan men overi gens steeds meer tot de ontdekking komt dat zij zo duister niet waren. Mogelijke andere sporen die de windroos in die eeuwen heeft achtergelaten vergen verbeeldingskracht, of, zo men wil, speculatie, maar zijn het toch waard hier vermeld te worden. Op de eerste plaats zijn dat plattegronden van oude steden, in principe gebaseerd op een vierkant raster, waarbij de blokgrootte vanuit het centrum in één of beide richtingen afneemt. Dit effect kan bereikt worden door een cirkel in een aantal sectoren te verdelen en het stratenpatroon uit te zetten langs de koorden tussen de snijpunten van de cirkel met de sectorgrenzen. Op deze wijze ontstaat tevens een haaks stratenpatroon, dat bovendien 'van groot naar klein' tot stand komt. Een tweede spoor wordt gevormd door terloopse vermeldingen in de litteratuur uit die tijd, vermeldingen die op het ogenblik van lezen zó onbelangrijk waren dat de bron niet genoteerd is. Eén schrijver geeft een opsom ming van notabelen die in een plechtige stoet voortschrijden, onder wie '...de trekkers van de cirkel'. Een andere verslaggever deelt mee dat de werkzaamheden begonnen "...met het vierkant maken van de cirkel". Concluderend kan gesteld worden dat de windroosconfigu ratie hoogstwaarschijnlijk geen Utrechts monopolie is, maar onderdeel van een in tijd en ruimte meer verbreide techniek. Of de aanwezigheid in de Domstad van een 'wereld specialist' op dit gebied van betekenis is geweest, moet blijken bij een eventuele datering van de metingen. Delen van het stratenpatroon die correleren met delen van een van de drie windrozen bestonden reeds in de elfde eeuw. De tijd van bisschop Adelbold (1010-1026) kan als bovengrens beschouwd worden voor het constructietijdstip van minstens één van de windrozen of 'cirkels'. Het is niet uitgesloten dat nader onderzoek dit tijdstip verder terugdringt. De methode Het technische onderscheid tussen de vroege Middeleeuwen en de huidige tijd is de fijnme- chanica. Het instrumentarium om willekeurige hoeken met voldoende precisie te meten, was niet beschikbaar. Daarentegen was het wel mogelijk om gegeven hoeken met voldoende precisie uit te zetten. De techniek van zicht lijnen en vizierlinialen is nog niet zo lang uit de mode. De edelsmeden en timmerlieden uit de Middeleeuwen waren, gezien de pronk stukken van hun werk in de huidige musea, zeker in staat met voldoende precisie richtin- strumenten met vaste hoeken te fabriceren. De vaste geometrie van een grondslag bestaande uit windrozen past naadloos bij deze techni sche mogelijkheden. Hoofdprobleem was het uitzetten van de omgeschreven cirkel in het terrein door middel van het uitzetten van zijn snijpunten met de windstreken. Een dergelijke cirkel, of eigenlijk een regelmatige veelhoek, wordt bepaald door vier parameters. Dit kunnen de posities van twee punten zijn, of de positie van het middelpunt samen met de straallengte en de oriëntatie van een windstreek. Is eenmaal een willekeurige sector van een windroos in het terrein vastgelegd, dan bepaalt deze in wezen een oneindige grond slag, waarvan op elk moment naar behoefte verdere onderdelen in het terrein zichtbaar gemaakt kunnen worden (afb. 3). Deze eigen schap heeft de vaste geometrie gemeen met de radioplaatsbepalingstechnieken van recente datum. Gebruik makend van een beperkt aantal 49

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

De Hollandse Cirkel (DHC) | 2009 | | pagina 11