Afb. 3. Volledig verdichte grondslag op basis van regelmatige 16-hoek vaste hoeken, kan via achterwaartse insnijding op het middelpunt van de cirkel en de twee sectorsnijpunten, elke andere intersectie van cirkel en windstreek bepaald worden, een en ander natuurlijk afhankelijk van beschikbare zichtlijnen en instrumentarium. Door snijpunten met elkaar te verbinden ontstaat een lijnenpatroon waarvan de intersecties een tweede-orde puntenveld definiëren. Lijnen en snijpunten kunnen dienen als uitgangpunt voor de detailmeting. Desgewenst kan er op gelijke wijze een derde-orde grondslag gecreëerd worden. Vergeleken met de grondslagbepaling uit het pre-satelliettijdperk heeft deze wijze van werken iets geniaals, als men denkt aan de bijhoudings-, verzekerings- en onderhoudspro- blemen. De achterkant van het spreekwoorde lijke bierviltje was voldoende. Dit zou wel eens de reden kunnen zijn dat er uit die tijd nauwe lijks landmeetkundige documenten bestaan. Een studie landmeetkunde kon zich met betrekking tot grondslagmetingen beperken tot de geometrische eigenschappen van regelma tige veelhoeken. Deze eigenschappen zullen tot in uitputtend detail onderzocht zijn. Men zal precies geweten hebben welke lijnen elkaar, niet alleen theoretisch, maar ook binnen zicht en tekennauwkeurigheid, in één punt sneden. Ook zullen alle overtalligheden in de configu ratie bekend zijn geweest. Afhankelijk van de beschikbare zichtlijnen, kon een punt op alter natieve manieren bepaald worden. Het bepalen van een punt op meerdere wijzen bood ook de gelegenheid de nauwkeurigheid te verhogen. Gegeven de grote hoeveelheid snijpunten in de configuratie is het zelfs zeer waarschijnlijk dat alleen de overbepaalde punten onderdeel van de meetkundige grondslag vormden. Al deze kennis was nodig bij het verkennen van de grondslag, waar niet de grootte van de standaardellipsen het ontwerpcriterium was, maar de functionaliteit en haalbaarheid in het terrein. De standaardellipsen lagen vast. Overigens zal het terrein waar de meetkundige grondslag voor ontworpen moest worden, gekenmerkt zijn door een open en lage bebou wing. Wanneer deze dichter en hoger werd, zullen ook torentransen van kerken, stadhuis en vestingwerken in aantal toegenomen zijn, waardoor verdwenen zichtlijnen gecompen seerd konden worden. In het Utrechtse geval zijn zichtlijnen tijdens de stadsuitbreiding kennelijk met opzet open gehouden. In het uiterste geval zal men een beroep gedaan hebben op de timmerlui die gespecialiseerd waren in het bouwen van verplaatsbare gevechts- en belegeringstorens, een bloeiende industrie in de vroege Middeleeuwen. Zij zullen zondermeer in staat zijn geweest waarnemingsplatforms en zichtbakens te vervaardigen. De huidige torenspitsen danken hun ontstaan hoogstwaarschijnlijk aan zichtba kens die op de toentertijd platte torens geplaatst zijn. Het instrumentarium Om een indruk te krijgen van het minimaal noodzakelijke instrumentarium voor een "trekker van de cirkel" volgen hier een aantal stappen die in het eenvoudigste geval afgelegd moeten worden (afb. 4). Het betreft de situatie waarbij eventuele beperkingen van de topografie geen rol spelen: Eerst wordt de basis uitgelegd in de vorm van een middellijn van de omgeschreven cirkel. Dit betekent dat de verkenning van de grondslag reeds het middelpunt, de lengte van de straal en de oriëntatie ervan heeft opgeleverd. Vanuit dit middelpunt, dat voor alle richtingen goed zichtbaar gemarkeerd moet zijn, wordt conform de oriëntatie, naar 50

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

De Hollandse Cirkel (DHC) | 2009 | | pagina 12