Afb. 7. De dijk met de uitwateringssluizen bij
Hulsbergen omstreeks 1850. Detail TMK
blad 2 7
zullen tevoren afspraken hebben gemaakt over
wederzijdse controle van hun metingen. Zo
ondernam Lebret na Wijhe nog diverse van
deze peiloverbrengingen, om te beginnen bij
het Katerveer naar de herberg aan de overkant.
De tot het Katerveer en verderop aanwezige of
gaandeweg te plaatsen hakkelbouten markeerden
het vervolg van het waterpastraject via Hattem,
Kampen, Usselmuiden, Grafhorst, Genemuiden
en Kraggenburg, destijds als eindpunt van het
Zwolse Diep ongeveer vijf kilometer ver in de
Zuiderzee.
We zullen Lebret aan de hand van zijn aanteke
ningen verder niet op de voet volgen en vol
staan met op te merken dat hij, om aansluiting
te vinden bij de metingen van Fijnje, bij de
oversteek van Kampen naar Usselmuiden op
10 juli, twee slagen, die laatstgenoemde daar al
had gemaakt, 'verifieerde'. Eind juli te
Genemuiden, bracht Lebret 'zijn' peil nog over
naar Zwartsluis, zoals Fijnje, omgekeerd, 'zijn'
peil een maand eerder al overbracht van
Zwartsluis naar Genemuiden. Lebret besloot
zijn campagne in augustus met een water
passing vanaf een hakkelbout in de keersluis
van de Willemsvaart te Zwolle naar een bout in
de herberg bij het Katerveer, die hij - het is al
vermeld - eerder vanaf de overzijde van de
IJssel had bezocht.
Bladerend in het boekje is het nog aardig te
kijken naar de schets die Lebret, onderweg van
Grafhorst naar Genemuiden, maakte van een
peilsteen "Anno 1807" in de Veenrieter sluis,
een object dat hij ter illustratie opnam in het
register12 dat hij op kantoor in Den Haag van
zijn metingen, berekeningen en bevindingen
aanlegde. De steen mat 48x31 cm en had als
inscriptie: "ANNO 1807 PEYL" met groef,
maar zonder vermelding van de daarbij
behorende hoogte. De steen werd aangetroffen
in de oostelijke buitenvleugel van de toen
malige sluis, waarschijnlijk slechts een her
innering aan een in 1807 tegen de Kamper
zeedijk bereikte hoge waterstand.
Medio augustus 1852 stond Lebret wéér te
Deventer en wéér bij de schipbrug; deze keer
voor de waterpassing vanaf de hakkelbout in
de stadsmuur naar een peilmerksteen in het
wachthuis. Dit was in het kader van het beleid
om de peilmerken in de stenen direct met de
uitkomsten van de waterpassingen te confron
teren; in het bijzonder om na te gaan in
hoeverre de bij de peilmerken ingebeitelde
AP- )hoogten met de uitkomsten van de water
passingen overeenkwamen. Aantekeningen in
zijn boekje geven aan hoe Lebret hierbij van
augustus tot eind oktober 1852 was betrokken.
Al naar gelang de plaatsing van de peilmerk-
stenen ten opzichte van de dichtstbijzijnde
hakkelbout deed hij de hoogtevergelijkingen
door directe meting (waarschijnlijk met een
maatlatje), "met de libel" (niveau?), "met de
luchtbelbuis" (niveau), of door waterpassing
"met het instrument". Hij bestreek hierbij het
gehele Gelderse rivierengebied met, in het
bijzonder, ook de door hem bij zijn metingen
van 1851 bezochte streken. Zo 'behandelde' hij
langs de Veluwse Bandijk peilmerkstenen,
ondermeer in De Volle Hand, in het Groot
Blokhuis en in de uitwateringssluizen bij
Hulsbergen. Vermoedelijk waren deze en
andere stenen langs de dijk op grond van zijn
metingen van 1851 aangebracht.
Verdere lotgevallen van Lebret en het notitie
boekje
Kort na zijn bevordering tot ingenieur 2e
klasse, op 1 mei 1852, verloofde Lebret zich
hoe/v/eitriti
Y/mm
12 Noot 2
86