Op overeenkomstige wijze worden aan de
andere zijde van het perceel de lijnen HG, GF,
FE en ED door de lijn E'D vervangen, zonder
dat de inhoud gewijzigd wordt. Men heeft dus
nu den driehoek C'DE' verkregen, die
volkomen denzelfden inhoud heeft als het
oorspronkelijke perceel, en van dien driehoek
kan den inhoud bepaald worden door het meten
van de basis C'E' en de hoogte DK.
Het in fig. 110 (afb. 17) voorgestelde instru
mentje, dat den naam draagt van transforma
teur, is bestemd om deze bewerking op eenvou
dige wijze te verrichten, zonder op de kaart
meer lijnen of punten aan te teekenen als het
verlengde van de basis AH en de twee
eindpunten C' en E'.
Dat instrumentje bestaat uit een koperen plaat
P, die langs een liniaal Q kan verschoven
worden. Een beweegbare arm RS is om het
punt R, dat op dien arm door een streepje is
aangegeven, draaibaar. Wordt die arm tegen de
plaat P aangesloten, dan loopt de zijkant RS
evenwijdig met den kant van de plaat P, die
langs de liniaal Q beweegt.
In dichtgevouwen toestand wordt de transfor
mateur langs de, zoo noodig verlengde lijn AH,
die als basis wordt aangenomen, gebracht, en de
liniaal Q er tegen aan gelegd en stevig op de
kaart vastgehouden. Het streepje R wordt nu bij
het punt A, fig. 109 (afb. 16), gebracht, de arm
RS geopend en door draaiing om het punt R de
zijkant daarvan langs het punt C gebracht. Door
de transformateur nu langs de lineaal te ver
schuiven, tot de zijkant van den beweegbaren
arm door B gaat, komt het punt R in B'; in plaats
van dit punt aan te teekenen wordt de arm door
draaiing langs D gebracht en dan door ver
schuiving langs C, waardoor het punt R in C'
komt, welk punt op de kaart wordt aangeteekend,
nadat men den transformateur gesloten heeft.
Aan de andere zijde van het perceel gaat men
op gelijke wijze te werk, door verschuiving van
den transformateur wordt het punt R in H
gebracht, waarna men den zijkant van den arm
RS achtereenvolgens door verdraaiing in F,
door verschuiving in G, door verdraaiing in E,
door verschuiving in F, door verdraaiing in D
en eindelijk door verschuiving in E brengt
waardoor het punt R in Ekomt, welk punt nu
weer op de kaart wordt aangeteekend.
Zoo als uit het bovenstaande blijkt, wordt
telkenmale bij de verdraaiing een hoekpunt
overgeslagen en bij de verschuiving de arm
naar het onmiddellijk voorgaande
punt terug gebracht en eerst
wanneer de bewerking geheel is
afgeloopen het laatste punt op de
als basis aangenomen zijde
aangeteekend, zoodat geen van de
in [de] figuur aangegeven
constructielijnen behoeft
getrokken te worden en ook de
punten B' G' en F' niet behoeven
aangeteekend te worden."
Tot zo ver de zeer duidelijke
beschrijving uit het boek van
Schols, 4e druk, 1890.
In K en L jaargang XX, 1904, begint op
blz. 238 een hoofdstukje over: "Nieuwe
Geodetische en Kultuurtechnische Literatuur".
Hierin staat een opsomming van de inhoud van
boeken en tijdschriften, met op blz. 247 uit de
Allg. Vermessungs Nachrichten 1904 o.a. een
artikel (van Klg. Landmesser Heptner?) over
de "Fldchen-Schnellmesser und teiler nach
Waue, No. 31." Dit instrument is een gewij
zigde transformateur, het wordt op nagenoeg
dezelfde wijze gebruikt, als het oudste onzer
hulpmiddelen ter berekening der inhouds-
grootte van perceelen".
De twee overige vermeldingen zijn uit resp.
1911, jaargang XXVII, waar op blz. 335
1 koperen transformateur samen met diverse
ander instrumenten en tijdschriften ter overname
werd aangeboden, en uit 1913, jaargang XXIX,
waar op blz. 48 eveneens 1 transformateur te
samen met diverse instrumenten en tijdschriften
te koop werd aangeboden.
Afb. 17. Figuur 110 uit het boek van Schols uit 1890
HO
102