De eerste drie hoofdstukken zijn geschreven
door mevrouw Van Dam, de andere door de
tweede schrijfster. Beiden zijn er in geslaagd
een zeer goede, maar ook prettig leesbare tekst
op papier te zetten. Aangenaam is dat hierbij
het 'menselijke' element niet vergeten is. Dit
blijkt vooral uit de inleidende teksten van de
verschillende hoofdstukken. Lees bijvoorbeeld
op p. 120 hoe hoogheemraad Jan van Alkemade
op 7 augustus 1538 een dag beleefde die hem
nog lang zou heugen. Een nieuwe vorm van
administratie van het slagturven leidde tot
protesten van de lokale bevolking in Zoeter-
meer, en dit werd zó erg, dat de hoogheemraad
en zijn klerk in zekere zin naar Leiden terug
moesten vluchten. Een ander voorbeeld is het
relaas over een schandaal rond de rentmeester
van Rijnland, Adriaen van der Laen, in 1667 en
1668 (zie p. 226-234). Naar aanleiding van
klachten over de rekening van 1664 besloot het
stadsbestuur van Leiden tot een groot minutieus
onderzoek. Dit onderzoek leek ijzersterke
bewijzen op te leveren dat de rentmeester
systematisch en op grote schaal gefraudeerd
zou hebben. Leiden begon dan ook enige straf
zaken, dit leidde dan weer tot een conflict
tussen Leiden en Rijnland. Merkwaardig is dat
de zaak uiteindelijk als een nachtkaars uitging.
Weliswaar werd de rentmeester zes jaar
geschorst, maar in 1674 keerde hij weer terug
als rentmeester van Rijnland!
In dit boekwerk komt ook de grote hermeting
van Rijnland ter sprake, die in 1540-1544 werd
uitgevoerd door de landmeters Piet er en Jacob
Sluyter, Coenraet Oelensz en Symon Meeuwsz
van Edam (zie p. 106-111). Uit deze hermeting
bleek dat het oppervlak geen 47.623 morgen,
maar 69.840 morgen was, een verschil van
22.217 morgen ofwel 189 km?! Naar aanlei
ding daarvan beweerde Fockema Andreae in
1930, en in navolging van hem vele anderen,
dat dit het gevolg was van de toepassing van de
driehoeksmeting die in 1533 voor het eerst
beschreven was door Gemma Frisius. In mijn
boek 'De landmeter' heb ik al mijn twijfel
geuit over de juistheid van deze bewering.3
Mijn twijfel wordt nu bevestigd, want er blijkt
een uitgebreid onderzoek naar deze meting te
zijn uitgevoerd door M.H.V van Amstel Horak,
die de betreffende morgenboeken heeft bestu
deerd.4 Ik ken de publicatie over dit onderzoek
niet en daar is, voor zover mij bekend, in onze
geodetische wereld tot nog toe ook geen aan
dacht aan besteed, terwijl dit toch een hoogst
belangrijk onderzoek lijkt te zijn in verband
met de geschiedenis van de landmeetkunde in
de 16e eeuw.
Zoals te verwachten valt kwamen er vanuit de
ambachten protesten tegen deze herziene
oppervlakten of'morgentalen'. Bij de ambach
ten voegden zich machtige heren met bezit
tingen in het gebied, het stadsbestuur van
Leiden en vele anderen. Het Hof van Holland,
dat hierin beslissingen moest nemen, kwam er
niet uit en daarom raakte de Geheime Raad te
Brussel erbij betrokken, dit was destijds het
hoogste besluitvormende lichaam in de
Habsburgse Nederlanden. In 1549 besloot deze
Raad dat men voortaan bij het vaststellen van
de grootte, de morgentalen, rekening moest
houden met de kwaliteit en de ligging van de
gronden. Dit was een doorbreking van de
aloude regel dat alleen het oppervlak de norm
was voor de verdeling van de lasten.
Het boek bevat een uitgebreide literatuurlijst en
registers van persoonsnamen en geografische
namen. Ten slotte is er een verklarende woorden
lijst; kent u bijvoorbeeld het begrip 'gevouwen
morgen'? Ik had er nog nooit van gehoord!
Deze publicatie is rijkelijk voorzien van
illustraties, het merendeel in kleur. Een belang
rijk deel daarvan bestaat uit afbeeldingen van
kaarten en kaartfragmenten, grotendeels af
komstig uit de eigen kaartenverzameling van
het hoogheemraadschap. Daarnaast zijn er
fraaie luchtfoto's van het landschap van
Rijnland en ook natuurfoto's, zo kijken op
p. 229 een paar duinkonijnen u gespannen aan.
Verder zijn er afbeeldingen van (penteke
ningen en schilderingen van bekende schilders,
zoals Jacob van Ruisdael, Aelbert Cuyp en Jan
van Goyen, maar ook van minder bekende
kunstenaars zoals J.A. Beerstraten met een
3 H.C. Pouls, De LandmeterAlphen aan den Rijn 1997, p. 119 en 120
4 Zie o.a.: M.H.V. van Amstel-Horak - De morgenboeken van Rijnland in Broncommentaren 4. Bronnen betreffende de registratie
van onroerend goed in de Middeleeuwen en Ancient Régime, Den Haag 2001p.235 - 276
126