Caert-Thresoor 2009-3 Ook bij de atlassen kan men een hiërarchie in de (geografische) nauwkeurigheid ervan opstellen. Stielers Hand-Atlas (1817-1831) en de Atlas derphysikalischen Geographie (1849) van Berghaus zou ik persoonlijk in de bovenste regio van de toenmalige lijst van atlassen zetten. Wanneer is het fout gegaan met de naoorlogse geschiedschrijving over de Nederlandse koloniale cartografie? Nederlands bekendste naoorlogse geschied schrijver van kaarten was prof.dr.ir. C. Koe man. Hij heeft veel gepubliceerd en ondermeer meegewerkt aan het standaardwerk van F.C. Bubberman, Schakels met het verleden. De geschiedenis van de kartografie van Suriname 1500-1971 (1973). Nimmer is door Bubberman of Koeman een relatie gelegd tussen de astronomen, geodeten en hydrogafen en is deze doorgetrokken naar de koloniale cartografie. Het gevolg hiervan is dat in Bubberman aparte hoofdstukken staan over 'droge' en 'natte' kaarten zonder dat er gerept wordt over de gemeenschappelijke meetbasis ervan. Gemakshalve hebben de meeste schrij vers hierna, zoals J.R. van Diessen in Grote atlas van Nederlands Oost-Indië (2003), hieraan een interpretatie gegeven in de geest van "Met de triangulatie van Nederlands-lndië begon men niet eerder dan 1853" (citaat p. 7). Waarom en waar gaat het nog steeds fout? In het proefschrift van P.W.A. Broeders, Baron von Derfelden van Hinderstein 1783-1857. Leven en werk van 'eene ware specialiteitin kaart gebracht (2006) is in hoofdstuk 8 op p. 204 en 205 een schoolvoorbeeld van een bewijs uit het ongerijmde te vinden. Zonder ook maar een clou begrepen te hebben van astronomische plaatsbepaling en boldriehoeks- metingen gaat Broeders, met de atlas en de Mémoire analytique (1841) vanVon Derfelden als leidraad, 'rekenen'. Hierbij dient men te weten dat Von Derfelden nimmer in zijn leven ook maar één astronomische plaatsbepaling gemaakt heeft, laat staan berekeningen en de verificatie hiervan publiceerde. Met zijn eigen 'rekenwerk' gaat Broeders vervolgens conclu sies trekken over de nauwkeurigheid van trigo nometrische kaarten. Daarna doet Broeders er nog een schepje bovenop en komt in Caert Thresoor 2009-2 met een verhaal waarbij de nauwkeurigheid van kaarten van Von Derfelden bijna tot een internationale standaard verheven wordt. Zelfs Franse hydro gafen, zoals C.A. Vincedon-Dumoulin, kunnen een voorbeeld aan hem nemen!2 Vooral om na deze laatste 'conclusie' weer met twee voeten op deze aardbol terug te komen, heb ik de bovenstaande hiërarchische indeling van acht categoriën gemaakt. Iedereen kan hiermee zelf aan de slag door een willekeurige 19C'C eeuwse kaart in een van de genoemde categoriën te plaatsen, om vervolgens een inschatting te maken waar de betreffende kaart in het aangegeven scala aan nauwkeurigheden thuishoort. 2 P.W.A. Broeders, Negentiende eeuwse kaartkritiek. Von Derfeldens brief aan Vincedon-Dumoulin, in: Caert Thresoor 2009-2, p. 48-54. De andere kant van dit verhaal is te lezen bij: J.M. Mohrmann, 19de-eeuwse vuurtorens als visualisering van wereld- wijde driehoeksmetingen, in: De Hollandse Cirkel 2009-2, p. 60-69. Uitgave 2009-3 van het tijdschrift Caert-Thresoor bevat onder meer de volgende bijdragen: Het ontstaan van de eerste overzichtskaarten van Aruba 1820-1828), door Wim Renkema; 400 jaar sterrenkijker: oude hemelkaarten en -prenten op internet beschikbaar, door Rob van Gent en Marco van Egmond. Algemene informatie: www.maphist.nl/ct. 141

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

De Hollandse Cirkel (DHC) | 2009 | | pagina 15